Deel 9 van 10 van het thema ‘De Heilige Geest in het NT ’ door Gijs van den Brink
Vorige keer concludeerden we dat Paulus veronderstelt dat iedere gelovige een gave heeft. De opvatting van Paulus over geestesgaven is heel breed. Hij verstaat hieronder niet alleen de bijzondere geestesuitingen, maar ook de meer gewone menselijke kwaliteiten en talenten.
Bovendien zegt hij in 1Kor.7:7 over zijn ongehuwde staat: ‘Ik zou liever zien dat alle mensen waren zoals ik, maar iedereen heeft van God zijn eigen gave gekregen, de een deze, de ander die.’ Dus ook zijn maatschappelijke positie als celibatair ziet hij als een charisma, een genadegave.
Alles wat een christen uit genade is of mag doen voor de Heer, ziet Paulus als een genadegave (charisma), een uit genade van God ontvangen voorrecht om Hem te dienen. Een hele brede opvatting over charismata dus.
Dan is er nog een vraag: Is de uitstorting van de Geest en zijn de geestesgaven ook van nut voor ongelovigen? We lezen in 1Kor.14 (vers 3,5,12,26) dat de gaven tot opbouw, tot nut van de gemeente moeten zijn. Moeten we dit zo verstaan dat Paulus het nut van de charismata beperkt tot de gemeenschap van gelovigen? Nee, niet echt, want in vers 24-25 spreekt hij over het nut van de gave van profetie voor ongelovigen:
‘Maar profeteert iedereen, dan zal een ongelovige buitenstaander door iedereen worden beoordeeld en terechtgewezen. Alles wat hem heimelijk beweegt zal aan het licht komen en dan zal hij zich ter aarde werpen, God aanbidden en belijden: ‘Werkelijk, God is in uw midden.’
Auteur: Gijs van den Brink
Uit: StudieBijbel Magazine
Dit is deel 9 van 10 beknopte blog over het thema “De Heilige Geest in het NT” uit StudieBijbel Magazine, waar we de komende tijd een gedeelte van online zullen plaatsen. We hopen dat je hierdoor de Bijbel beter gaat begrijpen!