1. StudieBijbel Handleiding
  2. StudieBijbel online
    1. Hoofdmenu
    2. Boekindex
    3. Werkbalken bij de vensters
    4. Hoe kan ik?
      1. Een bijbelvers openen
      2. Zoeken
      3. Eigen notities maken, bewerken, verwijderen
      4. Afdrukken
  3. Inhoud van de StudieBijbel
    1. Bijbeltekst met woord-voor-woord vertaling
      1. Hebreeuwse tekst
        1. Schrijfwijze van de Hebreeuwse tekst
        2. Tekstoverlevering van het Oude Testament
      2. Griekse tekst
        1. Tekstedities in SBNT
        2. Tekstkritisch apparaat
        3. Tekstoverlevering door de eeuwen heen
        4. Vergelijken van edities in SBNT
      3. Transliteratie en uitspraak
        1. Transliteratie en uitspraak van het Hebreeuws
        2. Transliteratie van het Grieks
        3. Uitspraak van het Grieks
      4. Woord-voor-woord vertaling
        1. Interliniaire vertaling OT
        2. Interliniaire vertaling NT
    2. Bijbelvertalingen
      1. Criteria voor opnemen bijbelvertalingen
      2. De wijze van citeren
      3. Haken en lay-out in bijbelvertalingen
      4. Afwijkende versnummering OT
    3. Uitleg
    4. Woordstudies NT (WSNT)
      1. Woordstudies
      2. Namenstudies
      3. Woordvormen
        1. Het naamwoordelijk systeem
          1. Naamval
          2. Getal
          3. Geslacht
        2. Het werkwoordelijk systeem
          1. Persoon
          2. Getal (werkwoordelijk)
          3. Tijd (tegenwoordig, verleden, toekomend)
          4. Wijs (aantonend, aanvoegend, wensend, gebiedend)
          5. Aspect (duratief/momentaan/statisch)
          6. Onderwerpsrelatie (act/pass/med)
          7. Naamwoordelijke werkwoordsvormen
        3. Nummering van woordvormen
        4. Vertaling van woordvormen
      4. Concordantie
        1. De plaatsaanduiding
        2. De zinsnede
        3. De verwijzing naar de woordvormen
    5. Inleidingen, artikelen, synopsis, grammatica
      1. Inleiding per bijbelboek
      2. Artikelen
      3. Synopsis
      4. Grammatica
    6. Begrippen en afkortingen
      1. Afkortingen van bijbelboeken
      2. Griekse handschriften
      3. Boeken en tijdschriften
      4. Overige afkortingen
  4. Studiemethode
    1. Naslagwerk
    2. Woord- of begrippenstudie
    3. Karakter- of namenstudie
    4. De hoofdlijnen van een bijbelboek
    5. Het bestuderen van een hoofdstuk
    6. De bijbelkring
      1. De voorbereiding
      2. De kringavond
    7. Uitleg van een bepaald bijbelvers
    8. Wat doe ik met het Griekse venster
      1. Hoe bepaal ik de waarde van een tekst en een variante lezing
    9. Het unieke karakter van de StudieBijbel
    10. Verantwoording bij de gebruikershandleiding
  5. Over de StudieBijbel
    1. Auteurs Oude Testament
    2. Auteurs Nieuwe Testament

1.Handleiding #

Deze handleiding helpt je bij het bestuderen van de Bijbel. Zowel het gebruik van de StudieBijbel app als hoe je op verschillende manieren de Bijbel kunt bestuderen worden hierin beschreven. We wensen je veel succes bij het dieper de Bijbel induiken!

2.StudieBijbel online #

De schermweergave van het programma is gewoonlijk als volgt:

 

2.1.Hoofdmenu #

 

Dit is het hoofdmenu van de StudieBijbel app.
Hier kan een Bijbelvertaling, Bijbelboek, hoofdstuk en vers gekozen worden.

Met TERUG en VERDER kan naar eerder gekozen Bijbelgedeelten gegaan worden.
Met de optie ZOEKEN kan gezocht worden in Bijbelboeken en Woordstudies. In Bijbelboeken op de onderdelen Artikelen, Bijbelvertalingen, Commentaar, Oorspronkelijke tekst en Voetnoten.

2.2.Boekindex #

Als u op de balk bovenaan op het Bijbelboek klikt, opent de VERS KIEZER.

Hier kunt u het BOEK, HOOFDSTUK en VERS kiezen.

2.3.Werkbalken bij de vensters #

2.4.Hoe kan ik? #

De belangrijkste functionaliteit van het StudieBijbel programma wordt op de volgende pagina’s besproken.

2.4.1.Een bijbelvers openen #

Door de VERSKIEZER te openen kan een Bijbelboek, hoofdstuk en vers gekozen worden.

2.4.2.Zoeken #

Bovenin de App staat ZOEKEN. Met de optie ZOEKEN kan gezocht worden in Bijbelboeken en Woordstudies. In Bijbelboeken op de onderdelen Artikelen, Bijbelvertalingen, commentaar, Oorspronkelijke tekst en Voetnoten.

2.4.3.Eigen notities maken, bewerken, verwijderen #

Om eigen notities te maken bij een Bijbelvers, arceer je een tekstgedeelte en dan opent een box met de optie ‘maak notitie’. 

Door op NOTITIE in het linker menu te klikken, opent het notitievenster en zie je alle gemaakte notities.
Je kunt de notities hier ook maken en verwijderen.

 

 

2.4.4.Afdrukken #

Met deze knop boven de verschillende vensters wordt het actieve venster als PDF gedownload en kan deze vervolgens geprint worden.

3.Inhoud van de StudieBijbel #

De inhoud van de StudieBijbel wordt standaard weergegeven in de volgende vensters van het hoofdscherm.

Naast de hierboven zichtbare oorspronkelijke tekst met woord-voor-woord vertaling en commentaar, Bijbelvertalingen en woordstudies (met concordantie, alleen Nieuwe Testament), bevat de StudieBijbel ook inleidingen per Bijbelboek, artikelen, een synopsis van de vier evangeliën en een beknopte grammatica van het nieuwtestamentisch Grieks.

3.1.Bijbeltekst met woord-voor-woord vertaling #

Het venster onder het venster met de bijbeltekst bevat de bijbeltekst in de oorspronkelijke taal (Hebreeuws/Aramees of Grieks), voorzien van een transliteratie (een omzetting naar het Romeins schrift) en een woord-voor-woord vertaling.

Zie ook Tekstedities in SBNT

3.1.1.Hebreeuwse tekst #

Het Oude Testament is voor het overgrote deel oorspronkelijk geschreven in het Hebreeuws en voor een klein deel in het Aramees. Het venster linksboven in het hoofdscherm bevat Hebreeuwse tekst inclusief translitteratie en vertaling.

De Hebreeuwse tekst die op de linker pagina’s van dit Bijbelcommentaar is afgedrukt, is overgenomen uit de Biblia Hebraica Stuttgartensia (BHS) en volgt daarmee de Masoretische tekst (MT). Dit is tevens de Hebreeuwse tekst die ten grondslag ligt aan moderne Bijbelvertalingen.

Om te voorkomen dat de pagina’s waarop de Hebreeuwse tekst staat afgedrukt erg onoverzichtelijk zouden worden, zijn afwijkende lezingen in andere tekst getuigen niet bij de Hebreeuwse tekst vermeld, maar in de noten bij de uitleg. Ook in gevallen waarbij in de uitleg de tekst van de BHS wordt losgelaten ten gunste van de tekst in andere tekst getuigen – iets wat overigens niet vaak voorkomt –, wordt dit alleen in de noten vermeld, terwijl de Hebreeuwse tekst de BHS blijft volgen.

In de weergave van de tekst met woord-voor-woordvertaling is de leesrichting van het Hebreeuws gevolgd (van rechts naar links), waarbij de woord-voor-woord vertaling telkens onder het corresponderende Hebreeuwse woord is geplaatst.

Voor bijvoorbeeld Gen.1:1 levert dit als interlineaire vertaling op:

Schrijfwijze van de Hebreeuwse tekst
Er zijn verschillende manieren waarop het Hebreeuws geschreven kan worden. In de Studiebijbel is ervoor gekozen de Hebreeuwse tekst als gevocaliseerde tekst weer te geven. Deze manier van afdrukken van de tekst sluit aan bij de meest gangbare wijze waarop het lezen van de Hebreeuwse tekst in opleidingen en cursussen wordt aangeleerd. De masoretische accenten worden niet afgedrukt. Deze hebben meestal nauwelijks invloed op de tekstuitleg en bemoeilijken voor de gemiddelde lezer het lezen van de tekst door de veelheid aan tekens die om de Hebreeuwse letters heen staat.

Voorbeelden van de verschillende schrijfwijzen:

[expand title=”Consonantentekst“]
Gen.1:1, geschreven als consonantentekst (inclusief ‘leesmoeders’ of matres lectionis)

Het Hebreeuwse alfabet kent, evenals enkele andere Semitische talen uit de oudheid en het moderne Ivriet en Arabisch, alleen medeklinkers. Oorspronkelijk werd de tekst van het Oude Testament dan ook uitsluitend met medeklinkers geschreven. Al heel vroeg vond men dit niet geheel toereikend en ontstond de wens om ook klinkers tot uitdrukking te kunnen brengen. In eerste instantie gebruikte men daarvoor letters van het alfabet (medeklinkers dus) die in bepaalde gevallen de functie van een klinker kregen. Deze letters worden ook wel aangeduid als ‘leesmoeders’ (matres lectionis). Omdat hier in feite nog steeds sprake is van een tekst die uitsluitend bestaat uit medeklinkers (consonanten), al hebben sommige van die medeklinkers de functie van een klinker, spreken we van een consonantentekst.

Gedurende lange tijd is de tekst van het Oude Testament overgeleverd als consonantentekst. De uitspraak van de woorden leverde in de praktijk weinig problemen op omdat het Bijbels Hebreeuws nog een levende, gesproken taal was.
[/expand]

[expand title=”Gevocaliseerde tekst“]
Gen.1:1, geschreven als gevocaliseerde tekst (de schrijfwijze in de Studiebijbel)

Door de eeuwen heen heeft het Hebreeuws zich ontwikkeld, zoals elke levende taal zich ontwikkelt. Het Hebreeuws dat de rabbi’s in de eeuwen na het begin van onze jaartelling spraken, kwam steeds verder weg te staan van het Bijbels Hebreeuws. Daardoor kreeg men er in toenemende mate moeite mee het Bijbels Hebreeuws uit te spreken. Zo ontstond de behoefte om de bijbeltekst te voorzien van klinkertekens (vocalen). Men vond het echter niet geoorloofd in te grijpen in de consonantentekst. Vandaar dat men systemen ontwierp met streepjes en puntjes boven, onder en in de Hebreeuwse letters (vocalisatiesystemen). In deze periode zagen meerdere vocalisatiesystemen het licht, waarvan het Babylonische, Palestijnse en Tiberiaanse systeem het bekendst zijn. Het Tiberiaanse systeem – zo genoemd omdat het is ontwikkeld door rabbi’s in Tiberias (uit de families van Ben Asjer en Ben Naftali) – heeft uiteindelijk de overhand gekregen. De tekst van het Oude Testament zoals die door de masoreten (lett. ‘overleveraars’) vanaf in ieder geval de negende eeuw is overgeleverd, bevat dan ook dit vocalisatiesysteem. De tekst die zo ontstaat bevat dus naast medeklinkers, ook (later toegevoegde) klinkertekens, zodat we spreken van een gevocaliseerde tekst.

Uiteraard hebben de masoreten keuzes moeten maken toen zij de consonantentekst van vocalisatie voorzagen. Sommige medeklinkercombinaties kunnen immers de aanduiding zijn van verschillende woorden. Dit is in het Nederlands niet anders: gnd kan agenda zijn, maar ook genade; plp kan pulp zijn, maar ook oploop. Deze situatie werd nog eens bemoeilijkt doordat men oorspronkelijk geen spaties schreef, zodat niet altijd duidelijk is waar het ene woord begint en het andere ophoudt.

Vrijwel altijd is uit de context wel duidelijk op welk woord een medeklinkercombinatie wijst. Er zijn echter plaatsen in het Oude Testament, waar de consonantentekst voor meerderlei uitleg vatbaar is en waar de masoreten dus hebben moeten kiezen. Een bekend voorbeeld vinden we in Gen.49:11. De masoreten hebben de tekst van het derde versdeel opgevat als ‘totdat Silo (HîlOh) komt’ (zo SV, NBG). Dezelfde consonantentekst kan echter ook worden opgevat als ‘totdat hem schatting (Hay lOh) gebracht wordt’ (vgl. GNB; zie uitleg ter plaatse voor nog andere vertaalopties). Een ander voorbeeld vinden we in Mal.2:3, waar de masoreten de tekst interpreteren als ‘Ik zal uw zaad (hazzerav) bedreigen’ (vgl. SV, NBG), maar waar we dezelfde consonantentekst ook kunnen opvatten als ‘Ik zal uw arm (hazzürOav) bedreigen’ (vgl. WV). In dergelijke gevallen doet de masoretische interpretatie de tekst niet meer recht dan de andere opvatting: beide gaan uit van dezelfde grondtekst. Het is echter wel mogelijk dat de masoreten niet zomaar gekozen hebben, maar teruggaan op een oude mondelinge overlevering.
[/expand]

[expand title=”Masoretische accenten“]
Gen.1:1, geschreven als tekst met masoretische accenten:

Vanaf de Middeleeuwen werd de Bijbeltekst in de synagoge op zangerige (cantilerende) wijze voorgedragen. Om deze wijze van voordragen vast te leggen, hebben de masoreten alle woorden of woordeenheden van accenten voorzien. Deze accenten geven bovendien aan welke zinsdelen naar masoretische opvatting bij elkaar horen.
[/expand]

3.1.1.1.Schrijfwijze van de Hebreeuwse tekst #

Er zijn verschillende manieren waarop het Hebreeuws geschreven kan worden. In de StudieBijbel is ervoor gekozen de Hebreeuwse tekst als gevocaliseerde tekst weer te geven. Deze manier van afdrukken van de tekst sluit aan bij de meest gangbare wijze waarop het lezen van de Hebreeuwse tekst in opleidingen en cursussen wordt aangeleerd. De masoretische accenten worden niet afgedrukt. Deze hebben meestal nauwelijks invloed op de tekstuitleg en bemoeilijken voor de gemiddelde lezer het lezen van de tekst door de veelheid aan tekens die om de Hebreeuwse letters heen staat.

Voorbeelden van de verschillende schrijfwijzen

Gen.1:1, geschreven als consonantentekst (inclusief ‘leesmoeders’ of matres lectionis)

Gen.1:1, geschreven als gevocaliseerde tekst (de schrijfwijze in de Studiebijbel)

Door de eeuwen heen heeft het Hebreeuws zich ontwikkeld, zoals elke levende taal zich ontwikkelt. Het Hebreeuws dat de rabbi’s in de eeuwen na het begin van onze jaartelling spraken, kwam steeds verder weg te staan van het Bijbels Hebreeuws. Daardoor kreeg men er in toenemende mate moeite mee het Bijbels Hebreeuws uit te spreken. Zo ontstond de behoefte om de bijbeltekst te voorzien van klinkertekens (vocalen). Men vond het echter niet geoorloofd in te grijpen in de consonantentekst. Vandaar dat men systemen ontwierp met streepjes en puntjes boven, onder en in de Hebreeuwse letters (vocalisatiesystemen). In deze periode zagen meerdere vocalisatiesystemen het licht, waarvan het Babylonische, Palestijnse en Tiberiaanse systeem het bekendst zijn. Het Tiberiaanse systeem – zo genoemd omdat het is ontwikkeld door rabbi’s in Tiberias (uit de families van Ben Asjer en Ben Naftali) – heeft uiteindelijk de overhand gekregen. De tekst van het Oude Testament zoals die door de masoreten (lett. ‘overleveraars’) vanaf in ieder geval de negende eeuw is overgeleverd, bevat dan ook dit vocalisatiesysteem. De tekst die zo ontstaat bevat dus naast medeklinkers, ook (later toegevoegde) klinkertekens, zodat we spreken van een gevocaliseerde tekst.
Uiteraard hebben de masoreten keuzes moeten maken toen zij de consonantentekst van vocalisatie voorzagen. Sommige medeklinkercombinaties kunnen immers de aanduiding zijn van verschillende woorden. Dit is in het Nederlands niet anders: gnd kan agenda zijn, maar ook genade; plp kan pulp zijn, maar ook oploop. Deze situatie werd nog eens bemoeilijkt doordat men oorspronkelijk geen spaties schreef, zodat niet altijd duidelijk is waar het ene woord begint en het andere ophoudt.
Vrijwel altijd is uit de context wel duidelijk op welk woord een medeklinkercombinatie wijst. Er zijn echter plaatsen in het Oude Testament, waar de consonantentekst voor meerderlei uitleg vatbaar is en waar de masoreten dus hebben moeten kiezen. Een bekend voorbeeld vinden we in Gen.49:11. De masoreten hebben de tekst van het derde versdeel opgevat als ‘totdat Silo (HîlOh) komt’ (zo SV, NBG). Dezelfde consonantentekst kan echter ook worden opgevat als ‘totdat hem schatting (Hay lOh) gebracht wordt’ (vgl. GNB; zie uitleg ter plaatse voor nog andere vertaalopties). Een ander voorbeeld vinden we in Mal.2:3, waar de masoreten de tekst interpreteren als ‘Ik zal uw zaad (hazzerav) bedreigen’ (vgl. SV, NBG), maar waar we dezelfde consonantentekst ook kunnen opvatten als ‘Ik zal uw arm (hazzürOav) bedreigen’ (vgl. WV). In dergelijke gevallen doet de masoretische interpretatie de tekst niet meer recht dan de andere opvatting: beide gaan uit van dezelfde grondtekst. Het is echter wel mogelijk dat de masoreten niet zomaar gekozen hebben, maar teruggaan op een oude mondelinge overlevering.[/expand]

Gen.1:1, geschreven als tekst met masoretische accenten:

Vanaf de Middeleeuwen werd de bijbeltekst in de synagoge op zangerige (cantilerende) wijze voorgedragen. Om deze wijze van voordragen vast te leggen, hebben de masoreten alle woorden of woordeenheden van accenten voorzien. Deze accenten geven bovendien aan welke zinsdelen naar masoretische opvatting bij elkaar horen.[/expand]

3.1.1.2.Tekstoverlevering van het Oude Testament #

Van geen van de Bijbelboeken zijn de oorspronkelijke manuscripten, de autographa, door de tijd heen bewaard gebleven. Voor de tekst van het Oude Testament zijn we dan ook afhankelijk van de tekst zoals we die in de verschillende latere tekstgetuigen aantreffen. Tot die tekstgetuigen behoren:

(1) Hebreeuwse handschriften, behorend tot de volgende tekstgroepen:

[expand title=”Masoretische tekst“]De oudste ons bekende handschriften die de Hebreeuwse tekst van het gehele Oude Testament bevatten, stammen uit de tijd rond 1000 n.Chr. Deze handschriften werden overgeleverd en van vocalisatie (klinkertekens) en opmerkingen voorzien door de masoreten, vandaar dat we spreken van de Masoretische tekst (MT).

Een van de belangrijkste handschriften die behoort tot de Masoretische tekst is de Codex Leningradensis uit 1008 of 1009 n.Chr., die zijn naam dankt aan het feit dat hij in een museum te St. Petersburg (voorheen Leningrad) bewaard wordt. De gangbare wetenschappelijke uitgave van de tekst van het Oude Testament, de Biblia Hebraica Stuttgartensia (BHS), neemt de tekst van dit handschrift als uitgangspunt. Via BHS zijn moderne vertalingen op deze Hebreeuwse tekst gebaseerd. Ook de opvolger van BHS, de over enkele jaren verwachte Biblia Hebraica Quinta (BHQ), neemt de tekst van dit handschrift op.

Een ander belangrijk handschrift, eveneens behorend tot de Masoretische tekst, is de Aleppo codex. Dit handschrift is iets ouder dan de codex Leningradensis (begin tiende eeuw) en geeft evenals deze de officiële tekst zoals deze door de masoreten is vastgesteld.De oudste ons bekende handschriften die de Hebreeuwse tekst van het gehele Oude Testament bevatten, stammen uit de tijd rond 1000 n.Chr. Deze handschriften werden overgeleverd en van vocalisatie (klinkertekens) en opmerkingen voorzien door de masoreten, vandaar dat we spreken van de Masoretische tekst (MT).

Een van de belangrijkste handschriften die behoort tot de Masoretische tekst is de Codex Leningradensis uit 1008 of 1009 n.Chr., die zijn naam dankt aan het feit dat hij in een museum te St. Petersburg (voorheen Leningrad) bewaard wordt. De gangbare wetenschappelijke uitgave van de tekst van het Oude Testament, de Biblia Hebraica Stuttgartensia (BHS), neemt de tekst van dit handschrift als uitgangspunt. Via BHS zijn moderne vertalingen op deze Hebreeuwse tekst gebaseerd. Ook de opvolger van BHS, de over enkele jaren verwachte Biblia Hebraica Quinta (BHQ), neemt de tekst van dit handschrift op.

Een ander belangrijk handschrift, eveneens behorend tot de Masoretische tekst, is de Aleppo codex. Dit handschrift is iets ouder dan de codex Leningradensis (begin tiende eeuw) en geeft evenals deze de officiële tekst zoals deze door de masoreten is vastgesteld.[/expand]

[expand title=”Dode-Zeerollen (Qumran)”]In 1947 werden in de woestijn van Judea dicht bij de Dode Zee, in de omgeving van de archeologische locatie Qumran, zeven oude boekrollen gevonden, waaronder een rol met het bijbelboek Jesaja. De bekendmaking van deze vondst zette een jarenlange zoektocht in gang die leidde tot de ontdekking van nog tien andere grotten in de directe omgeving van Qumran met oude manuscripten of ander archeologisch materiaal. In totaal werden in deze elf grotten zo’n 800 manuscripten gevonden, die vrijwel allemaal helaas zeer fragmentarisch van aard zijn. Al deze teksten stammen uit de periode van de derde eeuw v.Chr. tot 68 n.Chr.

Onder de teksten die bij Qumran gevonden zijn, bevinden zich zo’n 200 – meestal zeer fragmentarische – manuscripten met tekst van het Oude Testament. Van vrijwel alle bijbelboeken zijn fragmenten gevonden, alleen de boeken Nehemia en Ester ontbreken. Omdat onze bijbelboeken Ezra en Nehemia in de Joodse traditie echter één boek vormen en van Ezra wel fragmenten teruggevonden zijn, is het aannemelijk dat Nehemia oorspronkelijk ook aanwezig moet zijn geweest. Van het boek Ester is dat niet zeker; het in Ester vermelde Purimfeest werd in Qumran in elk geval niet gevierd. Vooral van de boeken Deuteronomium, Psalmen en Jesaja zijn in Qumran veel exemplaren gevonden. Het belangrijkste bij Qumran gevonden bijbelhandschrift is de reeds genoemde Jesajarol, die vrijwel onbeschadigd is en de tekst van het gehele boek Jesaja bevat (1QIsa). Ook een andere Jesajarol, gevonden in dezelfde grot, is van groot belang, al is hiervan slechts ongeveer een derde van de tekst van het boek Jesaja bewaard gebleven (1QIsb).

In de decennia na de handschriftenvondsten bij Qumran zijn ook op andere plaatsen in de omgeving van de Dode Zee oude bijbelhandschriften gevonden. Hoewel het begrip ‘Dode-Zeerollen’ meestal wordt gebruikt met betrekking tot de bij Qumran gevonden teksten, wordt het ook wel in ruimere zin gebruikt, met inbegrip van deze handschriften.

De handschriften die in 1951 gevonden zijn bij de wadi Muraba’at bevatten voornamelijk correspondentie van Bar Kochba, de leider van de Joodse opstand tegen de Romeinen (132-135 n.Chr.). Ook de overige hier gevonden handschriften stammen uit die periode en uit de tijd ervoor. Onder deze handschriften is een manuscript van de kleine profeten (Hosea t/m Maleachi). Korte tijd later werd ook een rol met de boeken van de kleine profeten ontdekt afkomstig uit een zuidelijker deel van Judea, bij Nachal Chever.

Een andere belangrijke handschriftenvondst is die op Masada (1963-1965). De hier gevonden manuscripten zijn alle ouder dan 73 n.Chr., toen Masada in de Joodse Oorlog door de Romeinen veroverd werd. Onder de op Masada gevonden handschriften bevinden zich ook enkele fragmentarisch bewaard gebleven manuscripten van de Bijbeltekst, onder meer van de boeken Leviticus, Deuteronomium, Psalmen en Ezechiël.

De in de woestijn van Judea gevonden bijbelhandschriften zijn voor de studie van het OT van onschatbare waarde, aangezien niet eerder zoveel handschriften met een zodanige ouderdom gevonden zijn (zo’n 1000 jaar ouder dan de masoretische tekst). Weliswaar is er op een aantal plaatsen sprake van verschillen tussen de tekst van de Dode-Zeerollen en de Masoretische tekst, maar over het geheel genomen valt op dat de verschillen niet al te groot zijn en dat de oudtestamentische tekst door de eeuwen heen zeer nauwkeurig is overgeleverd. Op een aantal plaatsen bieden de Dode-Zeerollen een afwijkende tekst die eerder alleen bekend was uit de Septuaginta of de Samaritaanse Pentateuch. Het mag duidelijk zijn dat aan dergelijke tekstvarianten groot gewicht toegekend moet worden.[/expand]

[expand title=”Samaritaanse pentateuch”]De Samaritanen hebben hun etnische en godsdienstige wortels in het Tienstammenrijk uit de tijd van de koningen. Zij vereerden dan ook, evenals de Judeeërs, de God van Abraham, Isaak en Jakob. Mozes genoot bij hen grote eerbied en zij hielden zich strikt aan de Thora. De vijf boeken van Mozes waren overigens de enige boeken die door de Samaritanen als gezaghebbend erkend werden. De Thora zoals die door de Samaritanen is overgeleverd, noemen we ‘Samaritaanse Pentateuch’ (in de uitleg afgekort als SamP).

Hoewel de beschikbare handschriften van de Samaritaanse Pentateuch alle stammen uit de late Middeleeuwen en dus relatief jong zijn, ligt hun waarde vooral in het gegeven dat de tekstoverlevering van de Samaritaanse Pentateuch gescheiden is gebleven van de tekstoverlevering onder de Joden.

De tekst van de Samaritaanse Pentateuch komt, afgezien van spellingskwesties, grotendeels overeen met die van de latere Masoretische tekst, maar vertoont op een aantal plaatsen afwijkingen. Op een aantal plaatsen is de kwaliteit van de tekstoverlevering van de Samaritaanse Pentateuch duidelijk ondergeschikt aan de Masoretische tekst, bijvoorbeeld op plaatsen waar de verwoording van parallelle verzen gelijkgetrokken wordt of waar verklarende toevoegingen in de tekst aanwezig zijn. Op andere plaatsen echter biedt de Samaritaanse Pentateuch een tekst die wellicht oorspronkelijker is dan de tekst die we in de masoretische traditie aantreffen. Hiervoor komt vooral een aantal plaatsen in aanmerking waar de afwijkingen in de Samaritaanse Pentateuch overeenkomen met de Dode-Zeerollen en/of de Septuaginta.[/expand]

[expand title=”Andere Hebreeuwse tekstvondsten (o.a. papyrus Nash, Cairo geniza, Ketef Hinnom)”]Behalve de Dode-Zeerollen en de Samaritaanse pentateuch zijn er nog verschillende andere oude Hebreeuwse handschriften gevonden die ouder zijn dan de Masoretische tekst. Het zogeheten papyrus Nash uit de tweede of eerste eeuw v.Chr. bevat de Tien Geboden in een tekst die Ex.20 en Deut.5 lijkt samen te voegen, gevolgd door Deut.6:4v..Verder is in een geniza (= bewaarplaats voor niet meer gebruikte handschriften) bij een oude synagoge in Cairo een groot aantal teksten gevonden, waaronder enkele bijbelhandschriften uit de tijd vanaf de vijfde eeuw n.Chr. Deze zijn echter zeer fragmentarisch bewaard gebleven.

Soms worden ook andersoortige tekstvondsten gedaan, bijvoorbeeld twee zilveren amuletten uit ongeveer 700 v.Chr., gevonden te Ketef Hinnom, met daarop de priesterzegen uit Numeri 6:22-27. In de uitleg ter plaatse wordt hier nader op ingegaan.[/expand]

(2) Vroege vertalingen van het Oude Testament, namelijk

[expand title=”Septuaginta(LXX)“]Septuaginta (LXX) is de aanduiding voor de Griekse vertaling van het Oude Testament, samengesteld vanaf 200 v.Chr.

Aanleiding
Na de veroveringen van Alexander de Grote in de vierde eeuw v.Chr. ontstonden in allerlei steden in het Middellandse-Zeegebied Joodse gemeenschappen. In de Joodse gemeenschap van het Egyptische Alexandrië werkte men vanaf de derde eeuw v.Chr. aan een Griekse vertaling van de boeken van het Oude Testament en enkele andere Joodse geschriften. Het resultaat van deze arbeid is bekend geworden onder de Latijnse naam Septuagint of Septuaginta (doorgaans, en ook in dit bijbelcommentaar, afgekort tot LXX). De vertaling van de Bijbelboeken was reeds geruime tijd voor het begin van onze jaartelling voltooid.

Naamgeving
De naam Septuaginta – een afkorting van het Latijnse septuaginta et duo ‘tweeënzeventig’ – is afgeleid van de legende die na het ontstaan van de vertaling al snel onder Joden de ronde deed. De legende vermeldt dat de vertaling gemaakt zou zijn in opdracht van de toenmalige Ptolemese (Egyptische) koning die de vertaling dan aan de indrukwekkende bibliotheek van Alexandrië toe te voegen. Op zijn verzoek zou de hogepriester in Jeruzalem tweeënzeventig oudsten naar Alexandrië hebben gestuurd, die aldaar in aparte, afgesloten ruimten ieder in exact tweeënzeventig dagen de Thora vertaalden. Hun vertalingen bleken woordelijk overeen te komen. Inmiddels is duidelijk dat de historische waarde van deze legende zeer gering is, hoewel er sprake kan zijn van een historische kern.

Typering
De Septuaginta is door veel verschillende vertalers samengesteld, die bovendien verschillende vertaalprincipes hanteerden. Sommige boeken, waaronder de vijf boeken van Mozes, zijn min of meer woordelijk overgezet in het Grieks, soms – zoals in het geval van het boek Prediker – zo letterlijk dat de regels van de Griekse grammatica met voeten getreden lijken te worden. In andere bijbelboeken, zoals bijvoorbeeld Daniël, hebben vertalers zich grotere vrijheden gepermitteerd in het vertalen van de tekst. Soms werd bij het vertalen de tekst zelfs geactualiseerd. Zo is Jes.9:11, waar in het Hebreeuws gesproken wordt over ‘Aram in het oosten en de Filistijnen in het westen’ in de Septuaginta geworden tot ‘Syrië in het oosten en de Grieken in het westen’. Bovendien waren van sommige boeken, zoals Richteren en Daniël, verschillende Griekse versies in de omloop en verschilt bij sommige boeken de hoofdstukvolgorde (bv. Spreuken) of de omvang van het boek (bv. Jeremia).

Met name de boeken die vrijer vertaald waren, hebben in het verleden nogal eens tot de gedachte geleid dat de vertalers van de Septuaginta het met de Hebreeuwse tekst niet zo nauw namen. Modern tekstonderzoek, vooral in vergelijking met de Bijbelse fragmenten onder de Dode-Zeerollen, heeft echter aangetoond dat deze gedachte onjuist was en dat de vertalers van de Septuaginta over het algemeen wel degelijk probeerden de Hebreeuwse tekst zo getrouw mogelijk weer te geven, zij het dat zij soms van andere vertaalprincipes uitgingen dan moderne vertalers (zoals in het geval van actualisering). Bovendien is duidelijk geworden dat de Hebreeuwse tekst die ten grondslag ligt aan de Septuaginta op enkele punten afwijkt van de Masoretische tekst. Voor het onderzoek naar de tekst van het Oude Testament zijn vooral die gevallen van belang waarbij varianten in de Septuaginta een Hebreeuwse tekst weerspiegelen die we ook aantreffen in de Dode-Zeerollen en/of de Samaritaanse Pentateuch.[/expand]

[expand title=”Andere vroege vertalingen, o.a. Pesjitta (Syr.), Vulgata (Vulg.) en Vetus Latina“]In de eerste eeuwen van onze jaartelling werd de Hebreeuwse Bijbel, vaak samen met het Nieuwe Testament, ook in andere talen vertaald. De Syrische vertaling, de Pesjitta genaamd, stamt uit de tweede eeuw n.Chr. We kennen de tekst ervan echter grotendeels uit handschriften uit de vijfde tot zevende eeuw n.Chr. Omdat met betrekking tot de tekstgeschiedenis van de Pesjitta veel vragen nog onbeantwoord zijn en duidelijk is dat de ons bekende tekst bewerkingen heeft ondergaan vanuit de Septuaginta en de Hebreeuwse tekst later als Masoretische tekst zou worden aangeduid, is de waarde ervan voor het onderzoek naar de tekst van het Oude Testament vrij beperkt. De kerkvader Hiëronymus vervaardigde tussen 390 en 405 n.Chr. in opdracht van de toenmalige paus Damasus I de Latijnse vertaling van Oude en Nieuwe Testament die in de Middeleeuwen zou uitgroeien tot de kerkelijke tekst (de zogeheten Vulgata). Hoewel Hiëronymus het Oude Testament vertaalde vanuit het Hebreeuws, is zijn vertaling op veel plaatsen zodanig sterk beïnvloed door de Septuaginta en andere Griekse vertalingen, dat van een onafhankelijke tekstgetuige nauwelijks sprake is. Nog minder is dat het geval bij de oudere Latijnse vertalingen, de zogeheten Vetus Latina uit de tweede en derde eeuw n.Chr. Deze zijn namelijk niet vertaald vanuit het Hebreeuws, maar vanuit de Septuaginta.[/expand]

 

In het venster met Hebreeuwse tekst en woord-voor-woordvertaling wordt telkens de tekst gevolgd zoals die is weergegeven in de Biblia Hebraica Stuttgartensia.
Bij in de uitleg vermelde tekstvarianten zijn voor zover van toepassing Qumranhandschriften, de Samaritaanse Pentateuch (SamP) en de Septuaginta (LXX) als tekstgetuigen genoemd. Andere tekstgetuigen zijn in de meeste gevallen buiten beschouwing gelaten, vanwege hun relatief kleine waarde voor het tekstonderzoek van het Oude Testament. Overigens zijn niet alle afwijkende lezingen uit de genoemde tekstgetuigen vermeld. In de keuze een tekstvariant al dan niet op te nemen, is vooral gekeken naar de vraag of het tekstverschil in kwestie relevant is voor de vertaling en/of uitleg van de Bijbeltekst.

3.1.2.Griekse tekst #

Het Nieuwe Testament is oorspronkelijk geschreven in het Grieks. Het venster linksboven in het hoofdscherm bevat de Griekse tekst in een teksteditie naar keuze, inclusief translitteratie en vertaling.
In het geval er in een Bijbelvers verschillen zijn tussen de tekstedities is onder de Griekse tekst een zgn. tekstkritisch apparaat opgenomen, met gegevens over tekstedities, Bijbelvertalingen en oude handschriften (zie nadere uitleg).

3.1.2.1.Tekstedities in SBNT #

In dit programma worden vier tekstedities integraal opgenomen:

TR – de Textus Receptus, die de oudste tekstuitgave is en vergeleken met andere tekstuitgaven het langst dienst heeft gedaan
H-F – de Majority Text van Hodges en Farstad
N25 – de 25ste editie van Nestle-Aland
N27 – de 27ste editie van Nestle-Aland

Wel zijn in het vergelijken van de edities enkele verschillen buiten beschouwing gelaten.

Met behulp van de handschrifteninformatie en deze edities kan men eenvoudig de tekstoverlevering door de eeuwen heen volgen.

In de werkbalk boven het venster met Griekse tekst kan men kiezen van welke van deze vier edities men de tekst wil zien (in bovenstaand voorbeeld is dat de TR).

In het geval er afwijkingen zijn van andere tekstedities is onderaan het vers aangegeven door welke edities en eventueel welke handschriften de tekst van de betreffende editie ondersteund wordt en welke bijbelvertaling deze tekst volgen.

Alle vier de tekstedities zijn voorzien van translitteratie en vertaling.

Wanneer men op een Grieks woord klikt, dan wordt in het woordstudievenster automatisch de betreffende woordstudie geladen.

Zie ook Wat doe ik met het Grieks op de linker pagina?

3.1.2.2.Tekstkritisch apparaat #

De vier Griekse tekstedities die in de StudieBijbel zijn opgenomen, vertonen soms verschillen, omdat ze de diverse Griekse handschriften op een andere manier beoordelen (zie Tekstoverlevering door de eeuwen heen). Op plaatsen waar dit het geval is, wordt de Griekse tekst in een andere kleur weergegeven en voorzien van een nummer.

Onder de Griekse tekst vindt men het zogeheten tekstkritisch apparaat, waar men nadere informatie krijgt over de tekstverschillen. De meeste tekstverschillen in het NT zijn zodanig dat ze in een vertaling niet meer als verschil te herkennen zijn (bijvoorbeeld bij verschillen in woordvolgorde of wanneer sprake is van twee woorden met dezelfde betekenis). In die gevallen worden in het tekstkritisch apparaat uitsluitend de edities genoemd die dezelfde tekst hebben als de editie die men in de werkbalk gekozen heeft.

Voorbeeld (Matteüs 25:32):
Wanneer men bij dit vers kiest voor de weergave van
TR, krijgt men de volgende informatie

Aan de twee paarse woorden, die worden voorafgegaan door een nummer, ziet men dat hier sprake is van een tekstverschil. In het tekstkritisch apparaat ziet men dat in beide gevallen H-F dezelfde tekst heeft als TR. Uit het feit dat uitsluitend edities worden genoemd (en geen vertalingen of handschriften) kan men opmaken dat het tekstverschil zodanig is, dat het in een vertaling niet meer te herkennen zou zijn.

Kiest men nu voor de weergave van een van de andere twee tekstedities, dan kan men vergelijken wat het tekstverschil tussen de edities is. Bovendien ziet men dat in beide tekstverschillen in dit vers N25 en N27 met elkaar overeenkomen. Dat de in vergelijking met TR variante tekst niet van een vertaling is voorzien, benadrukt nog eens dat er geen verschil in betekenis is tussen deze woorden en de woorden die in TR (en in dit geval ook H-F) gebruikt worden.

In andere gevallen is wel sprake van een verschil dat in een vertaling herkenbaar is. Wanneer zich dit voordoet, wordt na het teken  aangegeven aan welke vertalingen deze tekst ten grondslag ligt.

Bovendien wordt na het teken   vermeld op welke Griekse handschriften deze tekst gebaseerd is.

De Griekse handschriften zijn ingedeeld in drie groepen, Eg voor Egyptische handschriften (ouder, maar geringer in aantal), Byz voor Byzantijnse handschriften (jonger, maar meer in aantal) en Ov voor de handschriften die niet in een van de twee eerder genoemde categorieën thuishoren (zie voor meer informatie het artikel ‘De tekst van het Nieuwe Testament’). Wil men meer informatie over een Grieks handschrift, dan kan men de lijst met Griekse handschriften raadplegen.

Voorbeeld (Matteüs 25:31):
TR heeft hier:

Bij het in paars weergegeven woord (met nummer 1) is sprake van een tekstverschil. Vergelijking met N25 en N27 laat zien dat het gaat om een woord dat wel in TR (en H-F) voorkomt, maar niet in N25 en N27 (die dus ‘de engelen’  hebben en niet ‘de heilige engelen’).

Van de elf Bijbelvertalingen in de StudieBijbel volgt alleen SV de tekst die in TR en H-F voorkomt.

Deze tekst komt voor in de Griekse handschriften 017 en 045 van het Byzantijnse teksttype, in handschrift 02 van het Egyptische teksttype en in handschrift 032.

Wil men de ondersteuning voor de andere tekst (dus zonder het woord ‘heilige’) zien, dan kan men bijvoorbeeld kijken bij N27.
Het blijkt dat de tekst zonder ‘heilige’ gevolgd wordt door 10 vertalingen (alle vertalingen, behalve SV).

Er zijn geen handschriften van het Byzantijnse teksttype die deze tekst ondersteunen. De twee belangrijkste vertegenwoordigers van het Egyptische teksttype, namelijk 01 en 03, doen dat wel, alsmede de handschriften 05 en 038.

Het teken , dat soms na een Grieks handschrift genoemd wordt, houdt in dat op die plaats sprake is van een correctie die in dit handschrift zelf is gemaakt (soms kort nadat dit handschrift geproduceerd werd, soms enkele eeuwen later). Zowel de tekst die oorspronkelijk in dit handschrift stond als de wijziging die door de corrector is aangebracht worden met een gemarkeerd.

Wanneer een Grieks handschrift tussen ronde haken vermeld wordt, houdt dit in dat de tekst in dit handschrift:

• ofwel niet goed leesbaar is, maar met grote waarschijnlijkheid de tekst in de editie ondersteunt
• ofwel niet exact overeenkomt met de tekst in de editie, maar dat de afwijking zo klein is, dat dit handschrift toch als ondersteunend gezien kan worden.
Zie verder het artikel ‘De Tekst van het Nieuwe Testament’

Zie ook Hoe bepaal ik de waarde van een tekst en een variante lezing?

3.1.2.3.Tekstoverlevering door de eeuwen heen #

De manier waarop wij vorm hebben gegeven aan de tekst van het Griekse Nieuwe Testament en het tekstkritisch apparaat, maakt het mogelijk om in grote trekken de tekstoverlevering door de eeuwen heen te volgen:

1. De Griekse tekst vóór de uitvinding van de boekdrukkunst vindt men vertegenwoordigd in de aanwijzingen in het tekstkritisch apparaat: de door ons geselecteerde handschriften zijn verdeeld in Byzantijnse, Egyptische, en overige die niet tot het Byzantijnse of Egyptische teksttype behoren, afgekort met resp. Byz, Eg en Ov (zie voor nadere uitleg het artikel ‘De tekst van het Nieuwe Testament’).
De getuigen voor de lezingen die overeenkomen met de editie die men heeft geselecteerd, worden onder de tekst vermeld. (Een getuige is in dit geval een handschrift – in ruimere zin ook een vertaling of editie – dat een bepaalde tekst, lezing of ook letter waarborgt doordat het zelf ook die bepaalde tekst, lezing of letter vertoont.) De geselecteerde handschriften, die per bijbelboek kunnen variëren, zijn opgenomen in een overzicht. Ze worden steeds daar genoemd waar blijkt dat het Griekse tekstverschil de vertalers van de elf bijbelvertalingen op de rechterbladzijde van de Studiebijbel gedwongen heeft tot een keuze uit de Griekse lezingen, eveneens waar het tekstverschil niet in de elf bijbelvertalingen zichtbaar is, maar toch een belangrijk verschil in betekenis inhoudt, en bovendien waar de commentaarschrijver van het betreffende bijbelboek een Griekse variant voor de exegese van belang acht. Er worden geen handschriften genoemd wanneer het gaat om verschillen in spelling en plaatsing van woorden in een vers zonder onderscheid in betekenis, en evenmin in het geval van grammaticale verschillen zonder noemenswaardig onderscheid in betekenis.

2. De Textus Receptus (TR), die in de vier eeuwen na de uitvinding van de boekdrukkunst, grofweg tussen 1500 en 1900, de gebruikelijke tekst was, vindt men terug als de eerste editie waaruit men kan kiezen. Het gaat daarbij om de (3de) Stephanuseditie van de Textus Receptus, uit het jaar 1550. Alleen hebben wij de hoofdletters beperkt tot de eigennamen, en is de komma aan het begin van een directe rede vervangen door de hoge punt. De niet zeer talrijke verschillen tussen deze editie en de Textus Receptus in de Elzeviereditie van 1624 zijn alleen vermeld wanneer ze merkbare invloed hebben gehad op de Statenvertaling uit 1637, die erop gebaseerd is.

3. De meest recente tekstuitgave in de lijn van het Byzantijnse teksttype vindt men in het tekstkritisch apparaat vertegenwoordigd in H-F, de aanduiding voor The Greek New Testament According to the Majority Text. Deze uitgave is voorbereid onder leiding van Z.C. Hodges en A.L. Farstad en verscheen in 1982. Zoals de naam al doet vermoeden, is de tekst ervan gebaseerd op de meeste handschriften, en daarmee ligt deze editie in de lijn van de Byzantijnse tekstoverlevering.

4. De tekstkritiek die in de 19de eeuw en daarna de Textus Receptus verwierp, vindt men in het tekstkritisch apparaat samengevat in N25, de aanduiding voor de 25ste Nestle-editie uit 1963. De belangrijkste recente tekstuitgave in deze lijn is N27, de 27ste Nestle-editie uit 1993. De Griekse tekst van deze editie is identiek aan de tekst van de 26ste editie (N26). Het tekstkritisch apparaat – de basis voor de handschrifteninformatie in de Studiebijbel – is echter aangepast aan de huidige stand van het tekstonderzoek. De verschillen en overeenkomsten tussen N25 en N27 en daarmee de verandering, maar ook de volharding in opvatting over bepaalde lezingen en daarmee samenhangende theorieën, zijn onmiddellijk te zien.

5. De relatie tussen verschillen in de Griekse tekst en verschillen in de tekst van de vertalingen die in de window rechts naast de Griekse tekst vermeld worden, is zichtbaar gemaakt in het tekstkritisch apparaat (onder de Griekse tekst), voor zover het Griekse tekstverschillen betreft die in deze Studiebijbel vermeld zijn. Blijkt namelijk uit een vertaling dat deze het betreffende tekstgedeelte heeft gebaseerd op een tekst met een lezing die overeenkomt met de Textus Receptus, dan is zij, afgekort, bij de tekstgetuigen vermeld. Blijkt dat een vertaling gebaseerd is op een tekst die een in deze Studiebijbel vermelde variant bevat, dan is die, afgekort, genoteerd bij de getuigen voor die variant.

Om samen te vatten: men kan in het tekstkritisch apparaat zien hoe de Textus Receptus (TR), de editie van Hodges en Farstad (H-F), de 25ste en de 27ste Nestle-editie (N25 en N27), zich ten opzichte van elkaar verhouden. Meestal zullen N25 en N27 tegenover TR en H-F staan, twee tegenover twee, Egyptisch tegenover Byzantijns. Interessant is het om bij afwijkingen van deze algemene regel, die toch regelmatig voorkomen, waar te nemen welke handschriften tot de verschillende conclusies hebben geleid. Daarnaast kan men op vele plaatsen zien hoe Griekse tekstverschillen hebben veroorzaakt dat ook bijbelvertalingen in tekst van elkaar verschillen.
Een meer uitgebreide uitleg over tekstoverlevering en het onderzoek naar de Griekse tekst van het Nieuwe Testament is te vinden in het artikel ‘De tekst van het Nieuwe Testament’.
Zie ook Hoe bepaal ik de waarde van een tekst en een variante lezing?

3.1.2.4.Vergelijken van edities in SBNT #

Bij het vergelijken van Griekse tekstedities zijn buiten beschouwing gelaten verschillen op grond van:
1. De interpunctie, tenzij deze aanleiding geeft tot een verschil in interpretatie
2. Hoofdletter of kleine letter
3. De facultatieve -n aan het eind van sommige woordvormen, bv. estin / esti (de zgn. nu-ephelkustikon)
4. Het spiritusteken in de Griekse schrijfwijze van Hebreeuwse namen, bv. Abel / hAbel
5. Thematische of athematische uitgangen van de aoristus, bv. eipon / eipan
6. De jota-subscriptum, voor zover er geen betekenisverschil is, bv. hades / haides
7. Accenten, voor zover er geen betekenisverschil is
8. Bepaalde spellingsvarianten, namelijk:
• houtôs / houtô
• tessara / tessera e.d.
• Dabid / Dauid e.d.
• -ei- / -i-
• -mps- / -ps-
• letterverdubbeling voor zover er geen verschil van betekenis is
• elisie, bv. alla / all’

In voorkomende gevallen is de tekst van de Textus Receptus gevolgd.

3.1.3.Transliteratie en uitspraak #

De transliteratie is omzetting van Hebreeuwse of Griekse letters naar letters die voor Nederlanders goed leesbaar zijn. Het is dan ook bedoeld voor mensen die geen Hebreeuws en Grieks kunnen lezen of schrijven. In het scherm met Bijbeltekst en woord-voor-woord vertaling is de transliteratie telkens direct onder het Hebreeuwse of Griekse woord opgenomen. Bovendien is bij verwijzingen naar Hebreeuwse of Griekse woorden in de uitleg van de Bijbeltekst of in de woord- of namenstudies getranslitereerde tekst gebruikt.

De transliteratie in de StudieBijbel is niet gebaseerd op de uitspraak van de Hebreeuwse of Griekse woorden, maar op de Hebreeuwse en Griekse lettertekens. Daardoor is het systeem ook internationaal te gebruiken. Een transcriptie die gebaseerd zou zijn op klank in plaats van op letters, zou de bruikbaarheid beperken tot het gebied waar de huidige Nederlandse spellings- en uitspraakregels van kracht zijn. Bovendien bestaat er onder taalwetenschappers verschil van mening over de toenmalige klank van sommige letters of lettercombinaties in het Hebreeuws en Grieks. Verder is in het geval van het Grieks qua woordbeeld de overgang van een transliteratie naar de schrijfwijze in het Griekse alfabet minder groot dan het geval zou zijn bij een op klank gebaseerde transcriptie.

Zie verder:
Transliteratie en uitspraak van het Hebreeuws
Transliteratie van het Grieks
Uitspraak van het Grieks

3.1.3.1.Transliteratie en uitspraak van het Hebreeuws #

De regel direct onder de Hebreeuwse tekst in dit Bijbelcommentaar bevat een transliteratie, een omzetting van Hebreeuwse letters in voor Nederlanders eenvoudiger te lezen schrift. Er bestaan verschillende transliteratiesystemen. Het systeem waarvoor in dit Bijbelcommentaar is gekozen, is een op de tekst gebaseerd systeem, waarbij elke Hebreeuwse letter of vocaal (klinkerteken) in de transliteratie door één teken wordt gerepresenteerd. De transliteratie kan ook gebruikt worden als hulp bij het uitspreken van de Hebreeuwse woorden. Wel moet daarbij opgemerkt worden dat men de woorden dan uitspreekt volgens uitspraakregels uit later tijd. De manier waarop het Bijbels Hebreeuws in de tijd van het Oude Testament werd uitgesproken is niet met zekerheid vast te stellen en heeft in de loop der eeuwen bovendien wijzigingen ondergaan. In het transliteratie-overzicht hieronder staat tussen haakjes de meest gangbare uitspraak van consonanten of vocalen vermeld wanneer deze afwijkt van wat men op grond van het Nederlandse alfabet zou verwachten.

Transliteratie van consonanten

= ‘ (als de ademtocht vóór de klinker aan het begin van een woord) l = l
m, £ = m
b = b (zonder dageš: v, met dageš: b) = n
g = g (als de g van garçon) s = s
d = d v = v (lijkt op de uitspraak van ‘)
h = h p, ¥ = p (zonder dageš: f, met dageš: p)
w = w c, ¦ = c (als ts)
z = z (als dz) q = q
x = x (als ch) r = r
X = X W = W
y = y (als de engelse y) H = H (als sj)
k, ¢ = k t = t

De Hebreeuwse vocaaltekens en de sewa worden als volgt getranslitereerd:

Korte klinkers Lange klinkers
a = a A = A (in open lettergrepen)
e = e E = E
i = i O = O
o = o (in gesloten lettergrepen) ô = ô
u = u (spreek uit: oe) û = û

sewa

:        =        e (mobile; uitgesproken als de e in de)

De zogeheten sewa quiesens, in het Hebreeuws eveneens geschreven als : , wordt niet uitgesproken en is in de transliteratie weggelaten.

Klinkers met sewa

á = á
ó = ó
é = é

Wanneer de h of de y als zogeheten mater lectionis (‘leesmoeder’) functioneert, wordt deze in sommige gevallen samen met het voorafgaande vocaalteken in de transliteratie door één letterteken weergegeven. Dit is het geval bij de volgende combinaties:

ä = ä
ê = ê
Ê = ê
î = î

In andere gevallen wordt de mater lectionis in de transliteratie op dezelfde wijze weergeven als de corresponderende consonant.

Medeklinkers met dageš
Wanneer in een van de zogeheten begadkefat-letters (b g d k p t) een dageš lene (stip) staat, wordt in de transliteratie het streepje boven of onder de letter weggelaten. Dan worden deze letters ‘hard’ uitgesproken (dus als b, g, d, k, p, t); in de andere gevallen zacht (aangegeven door het streepje). Staat in een consonant een dageš forte (eveneens aangegeven door een stip), dan wordt de consonant in de transliteratie verdubbeld. Dit geldt ook voor een dageš forte in een van de begadkefat-letters, met dien verstande dat in de transliteratie geen streepje boven of onder de letter geplaatst wordt (evenals bij dageš lene).

Mappiq
Wanneer in de h aan het eind van een woord een mappiq (eveneens aangegeven door een stip) is opgenomen (dus Ðh), dan wordt deze tekencombinatie in de transliteratie weergegeven als h÷. Dit zijn de belangrijkste regels voor de transliteratie en de uitspraak. Voor meer bijzonderheden is het nodig een Hebreeuwse grammatica te raadplegen.

3.1.3.2.Transliteratie van het Grieks #

De regel direct onder de Griekse tekst in de StudieBijbel bevat een transliteratie, een omzetting van de Griekse letters in Nederlands, als volgt:

Bij de transliteratie zijn uitgesloten: leestekens, Griekse accenten en de spiritus lenis , het teken dat afwezigheid van een h-klank aan het begin van een woord aangeeft. De spiritus asper , het teken dat aanwezigheid van een h-klank aangeeft, wordt met de h weergegeven.

Soms wordt de h-klank aan het begin van een woord of een gedeelte van een woord in het Griekse schrift al zichtbaar gemaakt in de laatste letter van het voorafgaande woord of gedeelte van het woord. De h wordt in zo’n geval maar één maal genoteerd en wel bij het woord of gedeelte van het woord waar hij van nature bij hoort, bijvoorbeeld:

Zoals het laatste voorbeeld al te zien is, wordt in samengestelde werkwoorden het voorvoegsel met behulp van een streepje onderscheiden van de rest van het werkwoord.

3.1.3.3.Uitspraak van het Grieks #

Hoewel het translitteratiesysteem in SBNT niet gebaseerd is op de (veronderstelde) klank van de Griekse woorden, biedt het wel degelijk hulp bij de uitspraak. Volgens de in Nederland gebruikelijke uitspraak leest men de transliteratietekst als was het Nederlands, behalve in de volgende gevallen:

Klemtoon
Wie het Grieks leest, zal moeten weten waar men de klemtoon legt. Hiervoor zijn in Nederland twee systemen in gebruik. De al vaker genoemde Erasmus heeft het systeem voorgesteld waarbij men een klemtoon legt op de lettergrepen die in het Grieks met een accent geschreven zijn. Het verschil tussen de Griekse accenten is in de uitspraak niet meer te horen.

Het in Nederland traditionele systeem werd voorgesteld door de Nederlander Henninius uit de 17e eeuw. In dit systeem wordt het Grieks uitgesproken met de klemtoonregels van het Latijn, die er als volgt uitzien:

1. De klemtoon valt bij woorden
2. Van twee lettergrepen op de eerste lettergreep (bv. kalos)
3. Van drie of meer lettergrepen
4. Op de tweede lettergreep van achteren als deze lang is, zoals bij mathçtos
5. Op de derde lettergreep van achteren als de tweede kort is, zoals bij heteros
6. Een lettergreep is lang als hij bevat:
• een lange klinker
• een tweeklank
• een klinker gevolgd door twee of meer medeklinkers, waarbij de h niet wordt meegerekend en de z en x daarentegen beide als twee medeklinkers gelden.

Een tweeklank is een klank waarin twee klinkers in elkaar overglijden binnen één lettergreep. De Griekse mogelijkheden van tweeklanken zijn:

Bij andere combinaties moet men bedenken dat de klinkers altijd tot verschillende lettergrepen behoren, vooral als ze in het Nederlands tot één en dezelfde lettergreep behoren (aa, ee, ie, oe).

Volgens beide uitspraaksystemen kan men nu de transcriptie lezen. Leest men echter met klemtoon volgens het systeem van Erasmus dan zal men uit de Griekse tekst de accenten moeten meelezen. Leest men volgens het systeem van Henninius dan zal men de Latijnse klemtoonregels moeten kennen.

Moet men voor de bepaling van de klemtoon weten of de tweede lettergreep van achteren een lange of een korte klinker bevat, dan vindt men in de transliteratie uitsluitsel in de vorm van een liggend streepje boven de letter: aanwezigheid geeft aan dat hij lang is, afwezigheid dat hij kort is.

3.1.4.Woord-voor-woord vertaling #

De basiseenheid in de vertaalpraktijk is gewoonlijk de zin. De volgorde, het aantal en de betekenis van de woorden in een zin kan bij vertaling vaak gaan verschillen van het origineel. Sommige vertalers gaan uit van nog grotere eenheden als alinea, perikoop of zelfs boek. Ook de volgorde van de zinnen kan dan gaan veranderen. De basiseenheid in de interlineaire (d.w.z. tussen de regels van de oorspronkelijke tekst opgenomen) vertaling van de Hebreeuwse en Griekse tekst in de Studiebijbel is het woord. Zoveel mogelijk wordt woord voor woord vertaald. De volgorde, het aantal en de betekenis der woorden blijven in principe bewaard in de vertaling, waarbij uiteraard wel rekening is gehouden met de ruimere context waarin het woord voorkomt. Uitdrukkingen en zegswijzen blijven zichtbaar in hun woordelijke samenstelling.

Hoe de woorden tot Nederlandse zinnen worden gemaakt kan men zien in het venster met Bijbelvertalingen, waar voorbeelden uit Nederlandse (en buitenlandse) vertalingen zijn opgenomen. Ook in de uitleg wordt hieraan regelmatig aandacht besteed, vooral wanneer op grond van de Hebreeuwse of Griekse tekst verschillende vertalingen mogelijk zijn of de vertaling onzeker is. Overigens geeft de interlineaire vertaling in dergelijke gevallen soms meerdere mogelijkheden, gescheiden door het teken /. Vanwege de beschikbare ruimte en de overzichtelijkheid zijn dergelijke vertaalalternatieven echter tot het minimum beperkt. Wij hebben op grond van de context een passende vertaling gekozen, maar het is niet mogelijk op grond van deze interlinie conclusies te trekken dat dit de enig mogelijke of de oorspronkelijke betekenis van het Hebreeuwse woord is.

Met de interlinievertaling proberen wij de grondtekst maximaal toegankelijk te maken voor de lezers die geen of weinig Hebreeuws of Grieks kennen. Wel moet erop gewezen worden dat voor het trekken van exegetische conclusies in veel gevallen een grondiger kennis van deze talen en ook van de huidige vertaalwetenschap nodig is.

Zie verder:
Afspraken m.b.t. de interlineaire vertaling bij het Oude Testament
Afspraken m.b.t. de interlineaire vertaling bij het Nieuwe Testament

3.1.4.1.Interliniaire vertaling OT #

Omdat het Hebreeuws van rechts naar links gelezen wordt, is ook in de interlineaire vertaling van deze leesrichting uitgegaan, dus anders dan men in het Nederlands zou verwachten. Wil men bijvoorbeeld de interlineaire vertaling van een compleet Bijbelvers lezen, dan begint men dus bij het woord direct links van het betreffende versnummer. Per Hebreeuws woord verspringt het oog dan naar links, waarna men de vertaling van het Hebreeuwse woord in kwestie leest in de Nederlandse leesrichting.

Voor bijvoorbeeld Gen.1:1 levert dit als interlineaire vertaling op:

Een aantal afspraken bij het vervaardigen van de interlineaire vertaling van het Oude Testament willen we hier in het bijzonder vermelden.

1. Bij werkwoorden die niet vergezeld worden van een woord dat als onderwerp functioneert, is in het Hebreeuws het onderwerp reeds bij het werkwoord inbegrepen, wat in het Nederlands kan worden weergegeven met een persoonlijk voornaamwoord (bv. Gen.2:3 HAbat ‘Hij stopte’). In dergelijke gevallen is in principe eerst het persoonlijk voornaamwoord genoemd en vervolgens het werkwoord. Wanneer men van de interlineaire vertaling een lopende zin zou willen maken, is het soms nodig deze woordvolgorde om te draaien.
2. Het woord ‘Et (dat vaak door een koppelteken aan een ander woord verbonden is, zoals in Gen.1:16 ‘et-Hünê) heeft in het Hebreeuws de functie de accusativus (vierde naamval) aan te duiden. Dit woord wordt in de interlineaire vertaling onvertaald gelaten (zie bv. het vierde woord van Gen.1:1). Eventuele voor- of achtervoegsels worden uiteraard wel vertaald (zie bv. het zesde woord van Gen.1:1, waar ‘en’ de vertaling is van het voorvoegsel wü-).
3. Regelmatig komt in het Hebreeuws een formulering voor waarbij een infinitivus absolutus (een Hebreeuwse infinitief die geen voor- of achtervoegsels kan hebben) gevolgd wordt door een verbogen werkwoordsvorm. In dergelijke gevallen vindt men in de interlineaire vertaling een deelwoord, gevolgd door de vertaling van de verbogen werkwoordsvorm (bv. Gen.3:16 ‘vermeerderend – Ik zal vermeerderen’).
4. Soms worden in de interlineaire vertaling woorden toegevoegd die in het Hebreeuws niet aanwezig zijn, maar die nodig zijn voor een goed begrip van de vertaling. In dergelijke gevallen wordt het toegevoegde woord (of de toegevoegde woorden) tussen ronde haken geplaatst (bv. in Gen.4:4). Overigens worden ronde haken ook gebruikt wanneer het Hebreeuws meerdere vertaalmogelijkheden biedt, zoals bij ‘hemel(en)’ in Gen.1:1, waar het enkelvoud en meervoud beide een correcte weergave zijn van het Hebreeuwse woord.
5. De spelling van eigennamen volgt in principe het boekje Bijbelse namen: lijst van Bijbelse persoons- en plaatsnamen, opgesteld door de Katholieke Bijbelstichting en het Nederlands Bijbelgenootschap (vijfde druk 1988). De interlineaire vertaling sluit daarmee aan bij de moderne Nederlandse Bijbelvertalingen, alsmede bij de recente edities van de Nieuwe Vertaling van het NBG (1951). Daarbij dient opgemerkt te worden dat de gekozen spelling soms afwijkt van de Hebreeuwse spelling, die men desgewenst kan raadplegen via de transliteratie.
6. Voor wat betreft de weergave van de Godsnaam is ervoor gekozen aan te sluiten bij de Nieuwe Vertaling van het NBG (1951), die de Godsnaam weergeeft als HERE. Het nadeel van deze vertaling is dat niet direct duidelijk is dat er geen sprake is van een titel, maar van een naam. Aan andere alternatieven kleven echter ook nadelen, zodat een ideale vertaling niet mogelijk is. Dit is ook de reden dat men er ook in de herziene Willibrord Vertaling (WV) en in de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) voor gekozen heeft min of meer aan te sluiten bij het gebruik van de Statenvertaling en Nieuwe Vertaling, door de Godsnaam met HEER weer te geven.
7. Het Hebreeuws wordt zonder interpunctie geschreven (hoewel de in de Middeleeuwen aan de tekst toegevoegde masoretische accenttekens in de praktijk als interpunctie kunnen fungeren). In de interlineaire vertaling is in principe dan ook geen interpunctie opgenomen. Een uitzondering wordt gemaakt wanneer het Hebreeuws een vraagpartikel heeft (bijvoorbeeld há-, dat als voorvoegsel een vraagzin inleidt). In dergelijke gevallen wordt de vraagzin met een vraagteken afgesloten (bv. Gen.4:9; het vraagpartikel gaat vooraf aan -HOmEr).

 

3.1.4.2.Interliniaire vertaling NT #

Het Grieks wordt, evenals het Nederlands, van links naar rechts geschreven. De Griekse tekst en de interlineaire vertaling hebben dan ook dezelfde leesrichting.

Een aantal afspraken met betrekking tot de interlineaire vertaling bij het Nieuwe Testament zijn de volgende:
1. Tussen ronde haken is toegevoegd wat niet woordelijk in het Grieks staat, maar wel in de zin verondersteld wordt of wat voor Nederlandse begrippen in de zin vereist is.
2. Tussen vierkante haken is de vertaling van varianten geplaatst. Varianten zijn echter niet vertaald als het slechts kleine spellingsverschillen betreft of een omzetting van woorden die geen verschil in vertaling veroorzaakt.
3. Niet vertaald wordt:
• het lidwoord bij eigennamen waar in het Nederlands een lidwoord ongebruikelijk is;
• het lidwoord bij combinaties van lidwoord en aanwijzend voornaamwoord waar in het Nederlands alleen een aanwijzend voornaamwoord gebruikelijk is;
• het voegwoord hoti aan het begin van directe rede. Wel is in dergelijke gevallen een dubbele punt (:) opgenomen.

Voor een aantal Griekse woordcombinaties gelden de volgende regels:
1. De vierde naamval in de Griekse constructie van onbepaalde wijs met vierde naamval verschijnt in de vertaling als een eerste naamval (vierde naamval met infinitief – Het Grieks kent een zinsconstructie waarbij een lijdend voorwerp (accusatief) en een infitief (onbepaalde wijs) bij elkaar geplaatst worden (accusativus cum infinitivo). Meer hierover bij grammatica.)

Bijvoorbeeld:

hôste thaumazein autous
zodat zich verwonderen zij (en niet: hen)

 

2. De Griekse absolute 2e naamval verschijnt in de vertaling als een 1e naamval, bijvoorbeeld:
autou legontos
hij zeggend

 

3. In het geval dat in het Grieks een onzijdig woord in het meervoud voorkomt in de eerste naamval en dan gecombineerd wordt met een werkwoordsvorm in het enkelvoud, worden in de vertaling ofwel beide in het meervoud gezet ofwel beide in het enkelvoud, bijvoorbeeld:

 

tauta estin
deze (dingen) Zijn
óf: dat is
maar niet: deze (dingen) is

 

4. Soms staat er in het Grieks een onbepaalde wijs in de tweede naamval om datgene waar het werkwoord voor staat, als doel te presenteren. In zo’n geval is onder het lidwoord tou niet ‘van het’ geschreven, maar ‘om’, bijvoorbeeld:

 

tou pisteusai
om (te) geloven

 

5. Als er meerdere bij elkaar horende woorden in dezelfde naamval staan, dan is een voorzetsel dat de naamval kan aangeven, of een onbepaald lidwoord alleen bij het eerste woord geplaatst, bijvoorbeeld:

 

phonçi megalçi
met (een) stem luide

3.2.Bijbelvertalingen #

In het venster bovenaan worden in de werkbalk verschillende Bijbelvertalingen gepresenteerd.
 

SV – Statenvertaling
NBG – Nederlands Bijbel Genootschap 1951
NBV – Nieuwe Bijbel Vertaling
HSV – Herziene Statenvertaling
KJ – King James
NaB – Naardense Bijbel

3.2.1.Criteria voor opnemen bijbelvertalingen #

Voor de keuze tussen wel of niet opnemen van een vertaal variant is uitgegaan van de volgende principiële vraag: verheldert het verschil het verstaan van de betekenis van de tekst’? Met andere woorden: geeft de alternatieve vertaling een andere betekenis (van woord of zinsdeel) weer?

Het hanteren van de vaste volgorde en het keuzeprincipe houdt in dat, wil de Willibrord Vertaling vermeld worden, zij genoemde verschillen moet vertonen ten opzichte van de eerste twee vertalingen. Bij verzen uit het Nieuwe Testament moet de New English Bible voldoende afwijken van vijf vertalingen om geciteerd te worden en de Bible de Jérusalem, als laatste, zelfs van tien. Eigenaardigheden van de Engelse, Duitse en Franse taal kunnen de kans om geciteerd te worden natuurlijk weer iets vergroten.

3.2.2.De wijze van citeren #

Over de wijze van citeren van de Bijbelvertalingen moet het volgende gezegd worden:

1. Linksboven staan de Bijbelteksten weergegeven. Door op dit venster te klikken:

wordt het keuze venster geopend:

Hier kan gekozen worden uit verschillende vertalingen.

2. Alle tekstgegevens uit de betreffende vertalingen, zoals hoofdletters, leestekens, ronde en vierkante haken en cursief schrift, worden gehandhaafd (zie het overzicht).

3. Leestekens vóór het opgenomen zinsdeel worden weggelaten, met uitzondering van aanhalingstekens.

4. Waar in een lopend zinsdeel woorden worden weggelaten, wordt dit aangegeven met drie punten: …

5. Op enkele plaatsen verschilt de vers-indeling van een of meer Bijbelvertalingen met die van de Hebreeuwse of Griekse tekst.
Wanneer zich dit voordoet bij tekstgedeelten uit het Oude Testament, wordt de vernummering van de Hebreeuwse tekst in de BHS aangehouden, die ook gevolgd wordt in de WV, GNB en NBV, terwijl bij SV telkens de afwijkende versnummering tussen haakjes is opgenomen. Zie ook het overzicht met afwijkende versnummering in het Oude Testament.

Wanneer zich dit voordoet bij tekstgedeelten uit het Nieuwe Testament wordt in de window met Bijbelvertalingen de versnummering van de TR gevolgd, terwijl bij de betreffende vertalingen het afwijkende versnummer op de betreffende plaats in het citaat vermeld is.

3.2.3.Haken en lay-out in bijbelvertalingen #

De volgende tekstgegevens, die bij het citeren van de Bijbelvertalingen mede zijn overgenomen, behoeven een uitleg volgens de inleidingen van de betreffende vertalingen (in SV, WV, NIV en BJ wordt geen verklaring van de gebruikte tekens gegeven):

ronde haken (…)

NBG: geven aan dat de ingesloten woorden in het Nederlands ter verduidelijking zijn ingevoegd.
SV en GNB: geven aan dat een bepaald gedeelte een soort tussenzin vormt die de eigenlijke loop van het verhaal enigszins onderbreekt; vaak betreft het toelichtingen of verduidelijkingen.

vierkante haken […]

NBG, GNB, NEB, NASB en RLU: geven aan dat deze woorden niet voorkomen in een aantal belangrijke handschriften.
HV: geven aan dat de woorden niet in de grondtekst voorkomen, maar in het Nederlands zijn ingevoegd om de tekst begrijpelijk te maken.

scherpe haken <…>

HV: geven aan dat deze woorden niet voorkomen in een aantal belangrijke handschriften.
REU: geven aan dat deze woorden niet in de grondtekst voorkomen, maar zijn toegevoegd om in het Duits een goed lopende zin te krijgen.

cursieve druk

SV en NASB: geeft aan dat het betreffende woord of de betreffende woorden in het Nederlands of Engels ter verduidelijking zijn toegevoegd.
WV en BJ: geeft aan dat hier sprake is van een citaat uit het OT. In WV kan het bovendien nadruk aangeven.

3.2.4.Afwijkende versnummering OT #

Op verschillende plaatsen in het Oude Testament wijkt de versnummering van de Hebreeuwse tekst (BHS) af van die van de Statenvertaling (SV) en de Nieuwe Vertaling (NBG). In dergelijke gevallen wordt de versnummering van de Hebreeuwse tekst als leidraad genomen (zowel in het venster met Bijbelvertalingen als in de uitleg), waarbij telkens tussen haakjes de afwijkende nummering vermeld is.

[expand title=”In de volgende gevallen is sprake van afwijkende versnummering“]

BHS SV/NBG
Genesis
  32:1-33 = 31:55-32:32
Exodus
  6:1-30 = 5:24-6:29
  7:26-8:28 = 8:1-32
  21:37-22:30 = 22:1-31
Leviticus
  5:20-6:23 = 6:1-30
Numeri
  17:1-28 = 16:36-17:13
  30:1-17 = 29:40-30:16
Deuteronomium
  13:1-19 = 12:32-13:18
  23:1-26 = 22:30-23:25
  28:69-29:28 = 29:1-29
1 Samuël
  21:1-16 = 20:42-21:15
2 Samuël
  19:1-44 = 18:33-19:43
1 Koningen
  5:1-32 = 4:21-5:18
2 Koningen
  12:1-22 = 11:21-12:21
1 Kronieken
  5:27-6:66 = 6:1-81
  12:5-41 = 12:4-40
2 Kronieken
  1:18-2:17 = 2:1-18
  13:23-14:14 = 14:1-15
Nehemia
  3:33-4:17 = 4:1-23
  7:68b-8:18 = 7:69-8:19
  10:1-40 = 9:38-10:39
Job
  38:39-39:30 = 39:1-33
  40:1-32 = 39:34-40:27
  41:1-26 = 40:28-41:25
Hooglied
  7:1-14 = 6:13-7:13
Jesaja
  63:19b-64:11 = 64:1-12
Jeremia
  8:23-9:25 = 9:1-26
Ezechiël
  21:1-37 = 20:45-21:32
Daniël
  3:31-4:34 = 4:1-37
Hosea
  2:1-25 = 1:10-2:22
Joël
  3:15 = 2:28-32
  4:1-21 = 3:1-21
Jona
  2:1-11 = 1:17-2:10
Nahum
  2:1-14 = 1:15-2:13
Haggai
  1:15-2:23 = 2:1-24
Zacharia
  2:1-17 = 1:18-2:13
Maleachi
  3:19-24 = 4:1-6

[/expand]

3.3.Uitleg #

In het commentaar-venster wordt de uitleg weergegeven van een vers dat opgeroepen wordt. De doelstelling van de uitleg is het verklaren van de Bijbeltekst. Niet de vraag ‘wat kan op grond van dit vers gezegd worden?’ maar de vraag ‘wat zegt dit vers?’ is het uitgangspunt geweest bij het schrijven van de exegese.

Er is getracht een scherp onderscheid te maken tussen de vers-voor-vers-exegese en zaken die elders behandeld worden, zoals inleidingskwesties, Bijbelse theologie en woordstudies. In sommige gevallen wordt voor nadere toelichting verwezen naar de website van de Studiebijbel (www.studiebijbel.nl).

In de uitleg wordt vaak verwezen naar andere Bijbelverzen, die dan als hyperlink worden weergegeven. Klikt men daarop, dan wordt de Bijbeltekst van dit vers weergegeven. Klikt men op de link die daarbij staat, dan verschijnt in de overige vensters de interlineaire vertaling OT of interlineaire vertaling NT, de Bijbelvertalingen en de uitleg van dat vers.

Oude Testament
Bij het Oude Testament wordt in het commentaar-venster telkens de uitleg van een heel hoofdstuk weergegeven (waarbij tussen haakjes telkens de versnummers vermeld zijn waarop de uitleg betrekking heeft).  Aan het einde van de uitleg bij een hoofdstuk of tekstgedeelte worden vaak lijnen getrokken naar het Nieuwe Testament of de actualiteit.

De uitleg is voorzien van een aantal noten. Deze worden weergegeven wanneer je op het voetnoot-nummer klikt.

Nieuwe Testament
Bij het Nieuwe Testament wordt in het commentaar-venster telkens de uitleg van het gekozen vers weergegeven. Griekse woorden die in het commentaar genoemd worden, zijn gelinkt met de woordstudies. Wanneer men op deze woorden klikt, wordt in het woordstudievenster automatisch de betreffende woordstudie geladen.

3.4.Woordstudies NT (WSNT) #

In het venster voor woordstudies vindt men nadere toelichting bij elk Grieks woord of elke naam (van personen, plaatsen, volken, etc.) waarover men meer wil weten. De gewenste informatie wordt in dit venster geplaatst wanneer men klikt op een woord in het venster met Griekse tekst of wanneer men via de zoekfunctie een Grieks woord gevonden heeft.

In principe zijn in dit programma van elk woord drie informatie-onderdelen opgenomen: de woordstudie (of namenstudie), de woordvormen, en de concordantiegegevens.

 

3.4.1.Woordstudies #

Het eerste informatie-onderdeel per woord is een woordstudie waarin systematisch de betekenis van het betreffende woord wordt weergegeven. De aandacht wordt in een woordstudie vooral gericht op taalkundige en niet zozeer op theologische informatie. Er worden in principe geen Bijbelverzen besproken; dat wordt gedaan in het commentaar in de tekstdelen. Het theologisch belang van deze taalkundige informatie is daarom niet minder: de uitleg van een bepaald Bijbelvers of van een Bijbels begrip stoelt mede op taalkundige gegevens over woorden van het Griekse NT.

Elke woordstudie begint met het noemen van de woordsoort waartoe het betreffende woord behoort. In het geval van zelfstandige naamwoorden wordt direct na het noemen van de woordsoort het geslacht van het woord vermeld: mannelijk (mnl.), vrouwelijk (vrl.) of onzijdig (onz.). Na het noemen van het woord en zijn woordsoort wordt, ook in de eerste alinea, de (hoofd)betekenis van het woord genoemd. In verdere alinea’s wordt eventueel op verschillende betekenisnuanceringen, uitdrukkingen of bijzonderheden ingegaan, waarbij doorgaans verwezen wordt naar tekstplaatsen in het NT die als illustratie van het woordgebruik kunnen dienen.

Er zijn woordstudies opgenomen van elk Griekse woord dat en van elke naam die in het NT voorkomt.
Bij namen van personen, plaatsen, volken, etc. is een namenstudie opgenomen. Deze wijkt in opzet iets af van een woordstudie.

3.4.2.Namenstudies #

In dit programma zijn namenstudies opgenomen van alle personen, plaatsen, volken, etc. die in het Nieuwe Testament voorkomen. Elke namenstudie begint met het noemen van de woordsoort waartoe het betreffende woord behoort. In het geval van zelfstandige naamwoorden wordt daarbij volstaan met de aanduiding ‘ eigennaam’ en wordt direct erna het grammaticale geslacht van het woord vermeld: mannelijk (mnl.), vrouwelijk (vrl.) of onzijdig (onz.). Na het noemen van het woord en zijn woordsoort wordt de Nederlandse weergave van de betreffende naam gegeven:

De eigennaam (mnl.) Abraam wordt in het Nederlands weergegeven met ‘Abraham’.
Het bijvoeglijk naamwoord Ioudaios wordt in het Nederlands weergegeven met ‘Joods’.

Wanneer eenzelfde Griekse naam in onze Nederlandse vertalingen op verschillende manieren wordt weergegeven, worden deze opgenomen met vermelding van de betreffende vertalingen tussen ronde haken:
Het zelfstandig naamwoord (mnl.) Asiarches wordt in het Nederlands weergegeven met ‘Asiarch’ (WV) of ‘overste van Asia’ (SV, NBG).

De verschillen tussen de vertalingen worden niet opgenomen, wanneer die zijn terug te voeren op verschillen in spelling; bv. onder 0217 Tamar wordt de spelling variant Thamar (SV) niet apart vermeld. Bij namen van steden is het overigens in het Grieks niet ongebruikelijk een meervoudsvorm te gebruiken, al geven we die in het Nederlands met een enkelvoud weer, bv. 018 Athenai ‘Athene’. Voor de spelling van de namen is in de regel gebruik gemaakt van de Lijst van Bijbelse Persoons- en Plaatsnamen, opgesteld in opdracht van KBS en NBG (vierde gewijzigde druk 1984).

In de verdere alinea’ s wordt een beknopte beschrijving gegeven van de betreffende persoon of zaak, voor zover mogelijk aangevuld met historische, geografische en theologische achtergrondinformatie. Anders dan het geval is bij de woordstudies, ligt de nadruk bij de namenstudies niet zozeer op de filologische aspecten (de betekenis van de woorden), maar meer op de bredere historische context waarin de naam voorkomt. De namenstudies vormen dus een belangrijke aanvulling op de commentaardelen. Het is niet altijd mogelijk om de betekenis van een bepaalde naam vast te stellen. Ook is het niet altijd zinvol om die te noemen. We moeten er rekening mee houden dat waar een naam door de generaties heen van vader op zoon overging, de oorspronkelijke betekenis ervan niet altijd meer werd aangevoeld of zelfs maar een rol speelde in de naamgeving. Daar waar de oorspronkelijke betekenis wel een rol speelt, wordt daar op ingegaan, zie bv. 091 Barnabas.

In het geval één persoon of zaak meerdere namen heeft, is de algemene bespreking doorgaans ondergebracht onder één nummer, waarbij onder de andere nummers van de betreffende naam daarnaar wordt verwezen, tenzij deze naam aanleiding geeft tot een aanvullende bespreking:
Zo wordt onder 0502a Simon eenvoudigweg verwezen naar 0431 Petrus, terwijl 0295 Kefas een korte studie bevat over de naam Kefas. Voorts wordt dan verwezen naar de hoofdbespreking en de andere relevante nummers.

Ook bij namen die als tekstvariant voorkomen, wordt doorverwezen, en wel naar het nummer van de vorm die in de Textus Receptus wordt gebruikt, bv. onder [066II] Asaf wordt doorverwezen naar de bespreking van 066 Asa. In het geval er meerdere personen met dezelfde naam in het NT voorkomen, worden de verschillende personen onderscheiden door aan het begin van de bespreking van elke naam een kleine letter op te nemen. In de concordantie worden dezelfde letters gebruikt, zodat direct duidelijk is welke tekstplaats op welke persoon betrekking heeft.

3.4.3.Woordvormen #

De meeste van de ongeveer 5000 woorden in het Griekse NT hebben de mogelijkheid om door middel van verandering van vorm hun betekenis te variëren. Door verandering van vorm kunnen onder meer getal (enkel- of meervoud) en – bij een werkwoord – persoon (ik, jij, hij, wij, jullie of zij) en tijd (tegenwoordig, verleden of toekomstig) gewisseld worden. In het Nederlands zijn bijvoorbeeld ‘loop, loopt, lopen, lopend, liep, liepen, gelopen’ allemaal woordvormen bij het ene woord ‘lopen’.

De verschillende vormen die een woord kan aannemen om de betekenis te variëren, noemen we ‘woordvormen’. Een van de woordvormen is vastgesteld als ‘trefwoordvorm’, d.w.z. de woordvorm die gebruikt wordt om het woord op zijn alfabetische plaats in een woordenboek te vermelden. Wanneer bij uitzondering een woord om andere redenen dan om de betekenis te variëren zijn vorm verandert, worden de verschillende vormen volgens deze definitie niet als verschillende woordvormen beschouwd: van woord 4598 hupo bijvoorbeeld wordt de ‘vorm’ hup’, die ontstaat door weglating van de laatste klinker vóór een volgend woord dat met een klinker begint, niet als een aparte woordvorm beschouwd.

De woorden die door vormverandering hun betekenis kunnen variëren, behoren tot de volgende woordsoorten: lidwoord, telwoord, bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord, voornaamwoord en werkwoord. De woordsoorten bijwoord, voegwoord, voorzetsel, partikel en tussenwerpsel kunnen niet van vorm veranderen om hun betekenis te variëren; een woord in deze woordsoorten kent dus maar één woordvorm, die dan vanzelfsprekend ook als trefwoordvorm gebruikt moet worden.

Veel namen van niet-Griekse herkomst blijven onveranderd, doordat ze niet aan het Griekse taalsysteem zijn aangepast. Deze worden als onverbuigbaar (onverb.) aangemerkt.

Om de betekenis van een enkele woordvorm goed te begrijpen, is het nodig een overzicht te hebben van alle woordvormen van hetzelfde woord die naast deze ene vorm kunnen voorkomen. Een overzichtelijke verdeling in soorten woordvormen is die in naamwoordelijke en werkwoordelijke.

In de weergave van de woordvormen is elke woordvorm voorzien van een nummer een en vertaling.

3.4.3.1.Het naamwoordelijk systeem #

Tot het naamwoordelijk systeem behoren de woordsoorten:
– lidwoord
– telwoord
– bijvoeglijk naamwoord
– zelfstandig naamwoord
– voornaamwoord

In deze woordsoorten kunnen drie soorten informatie gevarieerd worden, namelijk de naamval, het getal en het geslacht.

3.4.3.1.1.Naamval #

De naamval geeft de functie van het woord in de zin aan. Er zijn vijf naamvallen; ze worden met een rangnummer benoemd: eerste, tweede, derde, vierde en vijfde naamval.

In het overzicht van woordvormen worden de naamvallen weergegeven met resp. (1), (2), (3), (4) en (5), bv. onder woord 3958 sabbatismos ‘sabbatsviering, sabbatsrust’:

.1  sabbatismos –  sabbatsrust (1)

Slechts in het veel voorkomende geval dat een woordvorm in de vijfde naamval overeenkomt met die in de eerste, wordt deze vijfde naamval niet apart genoemd, maar steeds bij de eerste inbegrepen. De voornaamste functies die door de naamvallen aangegeven worden, zijn: onderwerp (eerste naamval), de bijvoeglijke bepaling die wij weergeven met behulp van het woord ‘van’ (tweede naamval), meewerkend voorwerp (derde naamval), lijdend voorwerp (vierde naamval) en aangesproken persoon (vijfde naamval). In de volgende voorbeeldzinnen zijn de woorden gecursiveerd waarvan de Griekse vertaling in de erbij genoemde naamval zou staan:

– eerste naamval: Een apostel van Christus Jezus maakt u dit bekend, broeders.
– tweede naamval: Een apostel van Christus Jezus maakt u dit bekend, broeders.
– derde naamval: Een apostel van Christus Jezus maakt u dit bekend, broeders.
– vierde naamval: Een apostel van Christus Jezus maakt u dit bekend, broeders.
– vijfde naamval: Een apostel van Christus Jezus maakt u dit bekend, broeders.

In het moderne Nederlands zijn de naamvalsuitgangen van vroegere tijden bijna volledig verdwenen. Overblijfsels zijn bijvoorbeeld een tweede naamval van ‘het huis’ in de uitdrukking ‘de heer des huizes’, of een derde naamval van ‘huis’ in de zegswijze ‘ten huize van’.
Zie verder bij grammatica.

3.4.3.1.2.Getal #

Het getal geeft aan over hoeveel personen of zaken er gesproken wordt. In het nieuwtestamentisch Grieks zijn er, evenals in het Nederlands, twee getallen: één of meer. We spreken van enkel- en meervoudig getal, of korter: enkelvoud (ev) en meervoud (mv). Wanneer een woordvorm een enkelvoudig of meervoudig getal aangeeft, wordt de afkorting van dit gegeven (ev of mv voor respectievelijk enkelvoud en meervoud) tussen haakjes aan de vertaling van de woordvorm toegevoegd, tenzij dit vanzelf uit de vertaling blijkt, bijv. onder woord 3970 sapros ‘rot, bedorven’:
.1        sapros        rot (1 ev m)
maar onder woord 3969 sanis ‘plank; planken voorwerp’:
.1        sanisin        planken (3)

Zie verder bij grammatica.

3.4.3.1.3.Geslacht #

Het geslacht deelt de bestaande werkelijkheid in drie groepen: een groep mannelijke, een groep vrouwelijke en een groep noch mannelijke noch vrouwelijke personen of zaken. We spreken van mannelijk (mnl.), vrouwelijk (vrl.) en onzijdig (onz.) geslacht. Deze taalkundige indeling komt in veel gevallen overeen met onze biologische zienswijze, maar vaak ook niet. Wat dit betreft is er weinig verschil tussen het Grieks en het Nederlands. Het Nederlandse woord ‘vrouw’ bijvoorbeeld is evenals het overeenkomende Griekse woord vrouwelijk, maar het woord ‘vrouwtje’ is ook weer net als het overeenkomende Griekse woord onzijdig, ook al is het vrouwtje dat met dat woord wordt aangeduid nog steeds vrouwelijk in biologische zin.

In het Nederlands zijn onzijdige woorden te herkennen aan het feit dat men er het lidwoord ‘het’ voor kan zetten (bv.: het huis); om te weten of een woord mannelijk of vrouwelijk is, moeten de meeste Nederlanders tegenwoordig het woordenboek raadplegen.

Wanneer een woordvorm een bepaald geslacht aangeeft, wordt de afkorting van dat geslacht (m, v of o voor respectievelijk mannelijk, vrouwelijk en onzijdig) tussen haakjes aan de vertaling van de woordvorm toegevoegd -behalve bij zelfstandige naamwoorden, want daar is dit gegeven al vermeld in de beschrijving van de woordbetekenis, bv. onder woord 3970 sapros ‘rot, bedorven’:
.1        sapros        rot (1 ev m)

Zie verder bij grammatica.

3.4.3.2.Het werkwoordelijk systeem #

Tot het werkwoordelijk systeem behoort alleen de woordsoort werkwoord.

In het werkwoord kunnen zes soorten informatie gevarieerd worden, namelijk:
– de persoon
– het getal
– de tijd
– de wijs
– het aspect
– de onderwerpsrelatie

Behalve de vormen die ontstaan door deze variatiemogelijkheden, zijn er een aantal naamwoordelijke werkwoordsvormen, die wel onderscheid kennen in tijd, aspect, en onderwerpsrelatie, maar niet in persoon en wijs; onderscheid in getal kennen deze naamwoordelijke werkwoordsvormen deels wel en deels niet.

3.4.3.2.1.Persoon #

De persoon geeft aan of het onderwerp de sprekende, de aangesproken of de noch sprekende noch aangesproken partij is. De sprekende partij (ik, wij) wordt eerste persoon genoemd, de aangesproken partij (jij, gij, u, jullie) tweede persoon, en de noch sprekende noch aangesproken partij (hij, zij, het, en ook meervoudig zij) derde persoon.
Omdat de Griekse werkwoordsvormen, afgezien van de naamwoordelijke vormen, al een aanduiding van de persoon in zich hebben, is het niet noodzakelijk in een apart persoonlijk voornaamwoord de persoon van het onderwerp aan te geven; als het onderwerp toch met een persoonlijk voornaamwoord wordt vermeld, houdt dat gewoonlijk in dat het iets meer nadruk heeft.

Zie verder bij grammatica.

3.4.3.2.2.Getal (werkwoordelijk) #

Het getal geeft evenals bij de naamwoordelijke vormen aan of er sprake is van één of meer personen of zaken. Het getal van werkwoordsvormen komt in het Nederlands zowel als in het Grieks overeen met het getal van het bijbehorende onderwerp of – in het geval van een gebiedende wijs – van de bijbehorende aangesproken persoon. In het Grieks kan echter een meervoudig onderwerp van onzijdig geslacht gecombineerd worden met een enkelvoudige werkwoordsvorm.

In het volgende voorbeeld uit Hebr.2:14 staat het werkwoord in het Grieks in het enkelvoud:
Daar nu de kinderen (onz. mv) aan bloed en vlees deel hebben (ev), …
Zie verder bij grammatica.

3.4.3.2.3.Tijd (tegenwoordig, verleden, toekomend) #

Met de tijd geeft de spreker aan op welk moment de inhoud van zijn mededeling zich in zijn voorstelling afspeelt. In het nieuwtestamentisch Grieks zijn er slechts drie tijden: tijdens, vóór en na het moment van spreken. Deze drie worden tegenwoordige, verleden en toekomende tijd genoemd. De in het volgende voorbeeld gecursiveerde woorden zijn vertalingen van Griekse werkwoordsvormen die respectievelijk een verleden, een tegenwoordige en een toekomende tijd aangeven (zie Matt.5:2 en 6:21):

En Hij leerde hen: waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.

Zie verder bij grammatica.

3.4.3.2.4.Wijs (aantonend, aanvoegend, wensend, gebiedend) #

De wijs geeft aan hoe de spreker zich datgene wat gezegd wordt voorstelt in verhouding tot de bestaande werkelijkheid. In het nieuwtestamentisch Grieks zijn er vier wijzen: de aantonende, de aanvoegende, de wensende en de gebiedende wijs. De aantonende wijs presenteert het gezegde als gerealiseerd of gerealiseerd wordend; de aanvoegende als niet gerealiseerd maar wel (onmiddellijk of gemakkelijk) realiseerbaar; de wensende als niet gerealiseerd en niet (onmiddellijk of gemakkelijk) realiseerbaar; de gebiedende als een bevel tot realisatie. Overigens wordt met name de aanvoegende wijs nog op verschillende andere manieren gebruikt, vooral in bijzinnen of afhankelijke zinnen. Het uitwerken hiervan zou echter in dit bestek te ver voeren (zie hierover verder de grammatica)

In de volgende Bijbelverzen zijn de woorden gecursiveerd die een vertaling zijn van de Griekse werkwoordsvormen in de wijzen die erachter tussen haakjes genoemd zijn:
Joh. 8:56 Uw vader Abraham heeft zich erop verheugd mijn dag te zien (aantonende wijs)
Openb. 19:7 Laten wij … vreugde bedrijven (aanvoegende wijs)
Hand. 8:20 Uw geld zij met u ten verderve (wensende wijs)
Matt. 6:11 Geef ons heden ons dagelijks brood (gebiedende wijs)

Zie verder bij grammatica.

Weergave bij de woordvormen
Het kenmerk in de vertaling van vormen in de aanvoegende is: (dat), bv. onder woord 3966 salpizô ‘de trompet of bazuin blazen, trompetten, bazuinen’:
.4        salpisçis – (dat) jij de bazuin blaast (aor)

Het kenmerk in de vertaling van vormen in de wensende wijs is: moge/mogen, bv. onder woord 4002 sthenoô ‘sterk maken, kracht geven’:
.1        sthenôsai – moge hij sterk maken (aor)

Het kenmerk in de vertaling van vormen in de gebiedende wijs is het uitroepteken, bv. onder woord 4004 sigaô ‘zwijgen; verzwijgen’:
.1        sigatô – hij moet zwijgen!

3.4.3.2.5.Aspect (duratief/momentaan/statisch) #

De wijs geeft aan hoe de spreker zich datgene wat gezegd wordt voorstelt in verhouding tot de bestaande werkelijkheid. In het nieuwtestamentisch Grieks zijn er vier wijzen: de aantonende, de aanvoegende, de wensende en de gebiedende wijs. De aantonende wijs presenteert het gezegde als gerealiseerd of gerealiseerd wordend; de aanvoegende als niet gerealiseerd maar wel (onmiddellijk of gemakkelijk) realiseerbaar; de wensende als niet gerealiseerd en niet (onmiddellijk of gemakkelijk) realiseerbaar; de gebiedende als een bevel tot realisatie. Overigens wordt met name de aanvoegende wijs nog op verschillende andere manieren gebruikt, vooral in bijzinnen of afhankelijke zinnen. Het uitwerken hiervan zou echter in dit bestek te ver voeren.

Zie verder bij grammatica

In de volgende bijbelverzen zijn de woorden gecursiveerd die een vertaling zijn van de Griekse werkwoordsvormen in de wijzen die erachter tussen haakjes genoemd zijn:
Joh.8:56 Uw vader Abraham heeft zich erop verheugd mijn dag te zien (aantonende wijs)
Openb.19:7 Laten wij … vreugde bedrijven (aanvoegende wijs)
Hand. 8:20 Uw geld zij met u ten verderve (wensende wijs)
Matt. 6:11 Geef ons heden ons dagelijks brood (gebiedende wijs)

Zie verder bij grammatica.

Weergave bij de woordvormen
Het kenmerk in de vertaling van vormen in de aanvoegende is: (dat), bv. onder woord 3966 salpizô ‘de trompet of bazuin blazen, trompetten, bazuinen’:
.4        salpisçis        (dat) jij de bazuin blaast (aor)

Het kenmerk in de vertaling van vormen in de wensende wijs is: moge/mogen, bv. onder woord 4002 sthenoô ‘sterk maken, kracht geven’:
.1        sthenôsai      moge hij sterk maken (aor)

Het kenmerk in de vertaling van vormen in de gebiedende wijs is het uitroepteken, bv. onder woord 4004 sigaô ‘zwijgen; verzwijgen’:
.1        sigatô             hij moet zwijgen!

3.4.3.2.6.Onderwerpsrelatie (act/pass/med) #

De onderwerpsrelatie geeft aan hoe de verhouding is tussen het onderwerp en de handeling van het werkwoord. In het nieuwtestamentisch Grieks zijn er drie onderwerpsrelaties: activum of actief, passivum of passief, medium of mediaal. De actieve verhouding, die overeenkomt met onze bedrijvende vorm, houdt in dat het onderwerp de handeling van het werkwoord uitvoert (ik maak los), de passieve, die overeenkomt met onze lijdende vorm, dat het onderwerp de handeling ondergaat (ik word losgemaakt) en de mediale dat de eigen sfeer of het eigen belang van het onderwerp bij de handeling betrokken is (ik maak los in mijn eigen belang, ik maak me los, ik laat me losmaken, of in bepaalde gevallen ook: ik word losgemaakt). De vormen van het passivum en het medium vallen voor een aanzienlijk deel, namelijk in het duratief en in het statisch aspect, samen. In dat geval wordt alleen de aanduiding (med) gebruikt.

In de volgende bijbelverzen zijn de woorden gecursiveerd die een vertaling zijn van werkwoordsvormen waarvan de onderwerpsrelatie respectievelijk actief, mediaal en passief is:
Matt.3:11  Ik doop u met water tot bekering
Matt.3:6   Zij lieten zich in de rivier, de Jordaan, door hem dopen
Matt.3:14 Ik heb nodig door U gedoopt te worden

Omdat de vertaling van mediale vormen in veel gevallen niet verschilt van die van actieve of passieve vormen, wordt aan de vertaling van alle mediale vormen, ook voor die waarbij het medium en het passivum samenvallen, de afkorting van medium (med) tussen haakjes toegevoegd. Een voorbeeld is te vinden onder woord 3961 sainô ‘heen en weer bewegen; in beweging brengen, schokken’:
.1        sainesthai        geschokt worden (med)

Omdat de vertaling van passieve vormen soms niet verschilt van die van actieve of mediale vormen, wordt aan de vertaling van alle passieve vormen de afkorting van passief (pass) tussen haakjes toegevoegd, bv. onder woord 3963 saleuô ‘schudden, doen wankelen’:
.7        saleuthçsontai        zij zullen geschud worden (pass)

Zie verder bij grammatica.

3.4.3.2.7.Naamwoordelijke werkwoordsvormen #

Het werkwoord kent naast de eigenlijk werkwoordelijke vormen ook vormen die te interpreteren zijn als zelfstandig en bijvoeglijk naamwoord. De vormen die als zelfstandig naamwoord dienst doen (minder gelukkig ook wel ‘onbepaalde wijs’ genoemd), kennen echter geen onderscheid in naamval, getal en geslacht, en ook niet in persoon en wijs, maar wel in tijd, aspect en onderwerpsrelatie. De vormen die men als bijvoeglijke naamwoorden kan beschouwen (ook wel ‘deelwoorden’ genoemd), kennen zowel onderscheid in tijd, aspect en onderwerpsrelatie, als ook in naamval, getal en geslacht, maar niet in persoon en wijs.

In de volgende verzen zijn de woorden gecursiveerd die een vertaling zijn van werkwoordsvormen die dienst doen als respectievelijk een zelfstandig naamwoord en een bijvoeglijk naamwoord:
Matt.15:20  het eten met ongewassen handen maakt een mens niet onrein
Matt.11:18   Johannes is gekomen, niet etende

Zie verder bij grammatica.

3.4.3.3.Nummering van woordvormen #

De verschillende woordvormen die bij hetzelfde woord horen, zijn steeds direct na de woordstudie opgesomd en genummerd. De vormnummers worden in tegenstelling tot de woordnummers steeds voorafgegaan door een punt, die overeenkomt met de punt die in de tekstdelen het vormnummer aan het woordnummer verbindt. Het vormnummer is tussen vierkante haken gezet, als de betreffende vorm niet in de Textus Receptus voorkomt (bv. onder woord 3977 sarkinos ‘vleselijk’: .[2]). Als er maar één vorm in de tekstdelen van de StudieBijbel voorkomt, heeft deze ene vorm op de plaats waar de vormen worden opgesomd en genummerd, wel een vormnummer gekregen, maar dit nummer wordt verder niet gebruikt in de tekstdelen noch herhaald achter de zinsneden in de concordantie.

3.4.3.4.Vertaling van woordvormen #

De woordvormen die na de woordstudie vermeld worden, worden op een systematische wijze van elkaar onderscheiden. Bij elke woordvorm is een Nederlandse vertaling gegeven, en in het geval dat deze vertaling de betreffende woordvorm niet voldoende onderscheidt van andere woordvormen, wordt er tussen haakjes de informatie toegevoegd waarmee andere interpretaties uitgesloten worden. Alle mogelijkheden van interpretaties van woordvormen, dat wil zeggen alle variaties in betekenis die door vormverandering veroorzaakt worden, zijn in de beknopte grammatica schematisch weergegeven in een aantal vormoverzichten.

Soms is er meer dan één beschrijving van één woordvorm mogelijk doordat dezelfde woordvorm op verschillende plaatsen in het naamwoordelijk of werkwoordelijk systeem voorkomt. We spreken dan van ‘dubbelvormen’. In het geval van een dubbelvorm vindt men de verschillende interpretaties bij elkaar opgesomd, ook als één of meer van die interpretaties niet in het NT voorkomt.

Wanneer een woordvorm meer dan één naamval of geslacht kan aangeven, worden de verschillende naamvallen of geslachten met een schuine streep van elkaar gescheiden; in het geval dat een woordvorm zowel een eerste als een vijfde naamval kan aangeven, wordt deze vijfde naamval niet apart vermeld, maar steeds bij de eerste inbegrepen. Bij de volgende woordvorm, te vinden onder woord 3959 sabbaton ‘sabbat; week’, mag men 1/4 dus opvatten als 1/4/5:
.1        sabbaton        sabbat (1/4)

Wanneer een woordvorm meer dan één interpretatie toelaat – afgezien van verschillen in naamval en geslacht alleen, die met een schuine streep worden aangegeven –, worden de verschillende interpretaties door middel van een horizontaal streepje van elkaar gescheiden, bv. onder woord 3981 sbennumi ‘(uit)doven, (uit)blussen’:
.1        sbennute        jullie doven – dooft!

Wanneer echter de vertaling van de woordvorm in de verschillende interpretaties dezelfde is, wordt er maar één vertaling gegeven, bv. woord 3963 saleuô ‘schudden, doen wankelen’:
.4        saleuomenon        geschud wordend (4 ev m; med – 1/4 ev o; med)

3.4.4.Concordantie #

Het derde en laatste onderdeel onder een woordnummer in de woordstudie- en concordantiedelen is een opsomming van alle plaatsen, ofwel Bijbelverzen, waar het woord voorkomt in de Griekse tekst van de StudieBijbel. Al deze onderdelen van alle woorden tezamen vormen een zogenaamde Grieks-Nederlandse concordantie: alle plaatsen waar het Griekse woord voorkomt, worden opgesomd, en in Nederlandse vertaling wordt een zinsnede uit het vermelde Bijbelvers gegeven. De basistekst is dus de Griekse tekst. Bij deze tekst zijn de varianten inbegrepen: ook wanneer slechts één van de Griekse tekstedities het betreffende Griekse woord heeft opgenomen, is de versverwijzing in de concordantie aanwezig.

Dit maakt het mogelijk om de verschillende Nederlandse vertalingen die er eventueel voor eenzelfde Grieks woord gebruikt worden, in één overzicht te bekijken. Dit is niet mogelijk in een Nederlandse concordantie: daar zijn de verschillende vertalingen van eenzelfde Grieks woord te vinden onder verschillende trefwoorden.

Een aantal woorden komt in vergelijking met andere woorden van dezelfde woordsoort erg veel voor en is in verband daarmee buiten de concordantie gehouden. Dit betreft voornamelijk voorzetsels, persoonlijke voornaamwoorden, enkele werkwoorden (hebben, zijn, zeggen, etc.) en een aantal partikels (en, of, opdat, etc.). Wanneer een woord dat erg vaak voorkomt in theologisch opzicht relevant is, is wel de volledige concordantie opgenomen (zoals bij ‘God’ of ‘Christus’).

Ook al worden de vindplaatsen van deze woorden niet genoemd, de bijbehorende woordstudies en eventuele woordvormen worden natuurlijk wel gepresenteerd.

In de weergave van de concordantie is de volgende informatie opgenomen:

plaatsaanduiding
zinsnede
verwijzing naar de gebruikte woordvorm(en)
Wil men een in plaats van de Grieks-Nederlandse concordantie bij de woordstudies een concordantie raadplegen bij bijvoorbeeld SV of NBG, dan kan men daarvoor het zoekformulier gebruiken.

3.4.4.1.De plaatsaanduiding #

Van alle woorden die in de concordantie opgenomen zijn worden de vindplaatsen aangeduid met Bijbelboeknaam, hoofdstuk- en versnummer. Deze plaatsaanduidingen zijn gebaseerd op de vers-indeling zoals die te vinden is in de Griekse tekst van de StudieBijbel; deze vers-indeling komt overeen met die van de Textus Receptus in de Stephanuseditie uit het jaar 1550. Zijn er meer plaatsen in één Bijbelboek waar eenzelfde woord voorkomt, dan wordt het Bijbelboek niet herhaald in de opsomming van de plaatsen. Bij de Bijbelboeken die geen hoofdstukken hebben (Filem., 2 Joh., 3 Joh. en Jud.), is er uiteraard geen hoofdstuknummer afgedrukt.

3.4.4.2.De zinsnede #

Na elke plaatsaanduiding in de concordantie is er een regel tekst in Nederlandse vertaling afgedrukt. De vertaling waaruit deze regel tekst geselecteerd is, is gewoonlijk de Nieuwe Vertaling, dus de NBG-vertaling van 1951. Slechts in die gevallen dat er van het Griekse woord waarvan de vindplaats genoemd is, in verband met een verschil in de Griekse tekst geen vertaling in de NBG-vertaling aan te wijzen is, wordt er, als er wel een vertaling van dat woord in de Statenvertaling te vinden is, een regel tekst uit de Statenvertaling (editie 1977) afgedrukt. Vóór zo’n zinsnede is steeds de afkorting SV toegevoegd, bv. onder woord 3978 sarx ‘vlees’:

Ef. 5:30 SV        wij zijn leden van Zijn lichaam, van Zijn vlees en van Zijn gebeente.

Wanneer de vers-indeling van de Nieuwe Vertaling of van de Statenvertaling afwijkt van de versindeling in de Griekse tekst, is het afwijkende versnummer tussen haakjes in de zinsnede opgenomen, bv. onder het zelfde woord:

Rom. 7:25 (26) Derhalve ben ik … dienstbaar … met mijn vlees aan de wet der zonde.

De vertaling van het Griekse woord waarvan de plaats genoemd wordt, verschijnt gewoonlijk in een vette letter. Als er geen vette letters zijn, betekent dit dat men niet zonder meer één of meer woorden in de NBG- of Statenvertaling als vertaling van het Griekse woord kan aanwijzen. Gewoonlijk wordt dan op de tweede regel een letterlijke vertaling gegeven waarin men wel een of meer woorden in een vette letter vindt, bv. onder woord 3961 sainô ‘heen en weer bewegen; in beweging brengen, schokken’:

1 Thess. 3:3        dat niemand zou wankelen onder deze verdrukkingen.

letterlijk: het wankelen (van) niemand onder deze verdrukkingen.

Voor elke keer dat eenzelfde Grieks woord ook binnen één vers voorkomt, is er een aparte regel genomen, bv. onder woord 3959 sabbaton ‘sabbat; week’:

Matt. 28:1 Laat na de sabbat,

tegen het aanbreken van de eerste dag der week,

Wanneer in zo’n geval de tekst van deze opeenvolgende regels niet doorloopt, worden aan het eind van de eerste regel of aan het begin van de tweede drie puntjes geplaatst, bv. onder het zelfde woord:

Joh. 7:23        Als een mens op sabbat de besnijdenis ontvangt, …,

omdat Ik op sabbat een gehele mens gezond gemaakt heb?

Wanneer de tekst van een tweede regel midden uit een voorafgaande regel is weggehaald, wordt de plaats in de eerste regel waar de tweede regel thuishoort, gemarkeerd met het teken )( , en dit teken wordt dan, gevolgd door een dubbele punt, herhaald aan het begin van de tweede regel, bv. onder woord 4494 trechô ‘rennen, draven, snel bewegen’:

1Cor. 9:24        Weet gij niet, dat zij, )( , allen wel lopen,

)( : die in de renbaan lopen

3.4.4.3.De verwijzing naar de woordvormen #

Wanneer er in het overzicht van de woordvormen twee of meer genummerde woordvormen opgesomd zijn (zie hierboven onder 3.3), wordt in de concordantie rechts van elke zinsnede en voorafgegaan door een punt het nummer van de vorm vermeld die in de Griekse tekst van het betreffende bijbelvers voorkomt. Op deze manier kan men informatie die in de vertaling niet zichtbaar is, maar wel in de Griekse vorm ligt opgesloten, achterhalen door te kijken bij de woordvorm waarnaar verwezen wordt. Informatie betreffende naamval, getal, geslacht, tijd, wijs, aspect en onderwerpsrelatie (zie hoofdstuk 3 De woordvormen) is bij vertaling vaak verloren gegaan. Zo verwijst in het volgende voorbeeld de aanduiding .3 naar de derde vorm in de lijst die onder woord 4026 skeuos ‘(gebruiks)voorwerp’ te vinden is:

Matt. 12:29        hoe kan iemand het huis van de sterke binnengaan en zijn huisraad roven,        .3

Door bij de vertaling van vorm 3 in de lijst te kijken, kan men bijvoorbeeld concluderen dat er in het Grieks een meervoud (d.w.z. ‘voorwerpen’) is gebruikt, wat in de Nederlandse vertaling ‘huisraad’ niet meer zichtbaar is.

Wanneer men klikt op het nummer van de woordvorm achter de concordantie-zinsnede, wordt in het overzicht van woordvormen een asterisk geplaatst voor de betreffende woordvorm.

3.5.Inleidingen, artikelen, synopsis, grammatica #

Men kan verschillende onderdelen van de StudieBijbel bereiken.

Dit betreft:
inleidingen per Bijbelboek
artikelen over tal van onderwerpen
synopsis
grammatica

3.5.1.Inleiding per bijbelboek #

Elk Bijbelboek is voorzien van een inleiding. Daarin worden onder meer zaken als auteurschap en datering van het Bijbelboek in kwestie besproken, alsmede de opbouw en hoofdlijnen van het boek. Ook wordt in grote lijnen stilgestaan bij de boodschap die het betreffende Bijbelboek verkondigt. In het NT heet het Inleiding, in het OT heet het artikel Opbouw.

De inleiding of opbouw kan geopend worden bij ARTIKELEN en bevindt zich altijd bovenaan de lijst.

3.5.2.Artikelen #

In excursen of thematische artikelen worden (al dan niet exegetische) kwesties besproken die in het vers-voor-vers commentaar te veel ruimte zouden vergen en inleidingsvragen die in de beknopte inleiding niet of niet uitvoerig genoeg aan de orde komen.

Bij ARTIKELEN kunnen alle beschikbare artikelen gekozen worden.

3.5.3.Synopsis #

In de synopsis worden de parallelle gedeelten uit de vier evangeliën naast elkaar weergegeven.  Hier wordt dan weergegeven welke tekstgedeelten parallellen vertonen met het actieve Bijbelvers.  Wanneer er synoptische parallellen zijn, worden deze gepresenteerd in het commentaarvenster onder kopje SYNOPSIS

Bijvoorbeeld bij Mat.13:10

Wil men de SYNOPSIS integraal raadplegen via de index, dan ga je naar de bibliotheek.

Je klikt daar op LEES en krijgt de INDEX van de synopsis te zien. Daar kun je de gewenste paragraaf lezen.

Wanneer het tekstgedeelte slechts in een evangelie voorkomt, wordt alleen de tekst uit dat evangelie gepresenteerd.

3.5.4.Grammatica #

In de StudieBijbel is een grammatica van het nieuwtestamentisch Grieks opgenomen. Via de bibliotheek kunt u deze GRAMMATICA raadplegen.

3.6.Begrippen en afkortingen #

Enkele begrippen die in de StudieBijbel gebruikt worden, zijn:

apocriefen
Apocriefen (= deuterocanonieke boeken) is de verzamelnaam voor een aantal Joodse geschriften die naast de boeken van de TeNaCH (Joodse canon) zijn opgenomen in de Septuaginta. Zie par. 3.3 in het artikel ‘De Joodse wereld van het Nieuwe Testament’.

codex
Een codex (meervoud: codices) is een handschrift met bladzijden die men kan omslaan (in tegenstelling tot een boekrol), de voorloper van ons boek. Zie het artikel ‘De tekst van het Nieuwe Testament’.

editie, teksteditie
Een (tekst) editie is een gedrukte uitgave van een tekst. In SBNT zijn vier tekstedities opgenomen.

papyrus
Papyrus is een in Egypte groeiende waterplant. Het woord wordt ook gebruikt voor het uit de vezels van de plant vervaardigde schrijfmateriaal (de voorloper van ons papier) en voor teksten die op dit materiaal geschreven zijn. Zie het artikel ‘De tekst van het Nieuwe Testament’.

septuaginta (LXX)
De Septuagint(a) (afgekort: LXX) is de Griekse vertaling van het Oude Testament. Zie het artikel ‘De Joodse wereld van het Nieuwe Testament’, een samenvatting daarvan in deze help-file.

3.6.1.Afkortingen van bijbelboeken #

Hieronder zijn de afkortingen opgenomen van de Bijbelboeken van het Oude Testament, het Nieuwe Testament , alsmede de afkortingen van de apocriefe of deuterocanonieke boeken.

Registreer nu en gebruik StudieBijbel Pakket Salomo 30 dagen gratis!

Oude Testament

Gen. Genesis
Ex. Exodus
Lev. Leviticus
Num. Numeri
Deut. Deuteronomium
Joz. Jozua
Richt. / Ri Richteren
Ruth Ruth
1 Sam. 1 Samuël
2 Sam. 2 Samuël
1 Kon. 1 Koningen
2 Kon. 2 Koningen
1 Kron / 1 Kr. 1 Kronieken
2 Kron / 2 Kr. 2 Kronieken
Ezra Ezra
Neh. Nehemia
Est. Ester
Job Job
Ps. Psalmen
Spr. Spreuken
Pred. / Pr. Prediker
Hoogl. Hooglied
Jes. Jesaja
Jer. Jeremia
Klaagl. Klaagliederen
Ezech. / Eze. Ezechiël
Dan. Daniël
Hos. Hosea
Joël Joël
Am. Amos
Ob. Obadja
Jona Jona
Mi. Micha
Nah. Nahum
Hab. Habakuk
Sef. Sefanja
Hag. Haggaï
Zach. Zacharia
Mal. Maleachi

Nieuwe Testament

Matt. / Mat. Matteüs
Marc. / Mar. Marcus
Luc. Lucas
Joh. Johannes
Hand. Handelingen der apostelen
Rom. Romeinen
1 Cor. / 1 Kor. 1 Korintiërs
2 Cor. / 2 Kor. 2 Korintiërs
Gal. Galaten
Ef. Efeziërs
Fil. Filippenzen
Col. / Kol. Kolossenzen
1 Thess. / 1 Tes. 1 Tessalonicenzen
2 Thess. / 2 Tes. 2 Tessalonicenzen
1 Tim. 1 Timoteüs
2 Tim. 2 Timoteüs
Tit. Titus
Filem. Filemon
Hebr. / Heb. Hebreeën
Jac. / Jak. Jakobus
1 Petr. / 1 Pet. 1 Petrus
2 Petr. / 2 Pet. 2 Petrus
1 Joh. 1 Johannes
2 Joh. 2 Johannes
3 Joh. 3 Johannes
Jud. Judas
Openb. / Op. Openbaring van Johannes

Apocriefe of deuterocanieke boeken

Judit Judit
Wijsh. Wijsheid van Salomo
Tob. Tobit
Sir. Wijsheid van Jezus Sirach
Bar. Baruch
1 Makk. 1 Makkabeeën
2 Makk. 2 Makkabeeën

3.6.2.Griekse handschriften #

In de handschrifteninformatie onder de Griekse tekst wordt, indien van toepassing, verwezen naar de volgende handschriften:

Afkorting Teksttype Omschrijving
p1 Egyptisch papyrus uit de 3de eeuw, beattende: Matt.1:1-9,12,14-20; onder code E2746 aanwezig in het University Museum in Philadelphia.
p3 Egyptisch papyrus uit de 4de of 5de eeuw, bevattende Luc.7:36-45; 10:38-42. Onder code Pap.G. 2323 aanwezig in de Österreichische Nationalibliothek in Wenen.
p4 Egyptisch papyrus uit de 3de eeuw, bevattende: Luc. 1:58-59,62-2:1; 2:6-7; 3:8-4:2; 4:29-32,34-35; 5:3-8; 5:30-6:16. Onder code Suppl. Gr. 1120 aanwezig in de Bibliothèque Nationale in Parijs.
p5 Egyptisch papyrus uit de 3de eeuw, bevattende: Joh. 1:23-31,33-40, 16:14-30, 20:11-17,19-20,2225; onder codes Inv. 782 en 2484 aanwezig in de British Library in London.
p8 Egyptisch papyrus uit de 4de eeuw, bevattende: Hand.4:31-37, 5:2-9, 6:1-6,8-15; onder code Inv.8683 aanwezig in het Staatliches Museum in Berlin.
p10 Egyptisch papyrus uit de 4de eeuw, bevattende: Rom. 1:1-7; onder code Inv.2218 aanwezig in het Semitic Museum van de Harvard University in Cambridge.
p11 Egyptisch papyrus uit de 7de eeuw, bevattende: 1Cor.1:17-22,2:9-12, 2:14, 3:1-3,5-6, 4:3-5:5, 5:7-8, 6:5-9,11-18, 7:3-6,10-14; onder code Gr. 258 A aanwezig in de openbare bibliotheek in Leningrad.
p13 Egyptisch papyrus uit de 3de of 4de eeuw, bevattende: Hebr.2:14-5:5, 10:8-22, 10:29-11:13, 11:28-12:17. Deels aanwezig onder code Inv.1532v in de British Library in London en deels onder code PSI 1292 in het Egyptisch museum in Cairo.
p15 Egyptisch papyrus uit de 3de eeuw, bevattende: 1Cor.7:18-8:4; onder code JE 47423 aanwezig in het Egyptian Museum in Caïro.
p18 Egyptisch papyrus uit de 3de of 4de eeuw, bevattende: Openb.1:4-7; onder Inv. 2053 v aanwezig in de British Library in Londen.
p20 Egyptisch papyrus uit de 3de eeuw, bevattende Jac.2:19-3:9. Onder code AM4117 aanwezig in de University Library in Princeton.
p21 Egyptisch papyrus uit de 4de of 5de eeuw, bevattende: Matt.12:24-26, 32-33; onder code Theologische Pap. 3 aanwezig in het Muhlenberg College in Allentown.
p22 Egyptisch papyrus uit de 3de eeuw, bevattende: Joh. 15:25-16:2,21-32; onder code MS 2-X.1 aanwezig in de University Library in Glasgow.
p23 Egyptisch papyrus uit de 3de eeuw, bevattende Jac.1:10-12,15-18. Onder code G.P.1229 aanwezig in de University of Illinois in Urbana.
p24 Egyptisch papyrus uit de 4de eeuw, bevattende: Openb, 5:5-8; 6:5-8; onder code OP 1230 aanwezig in de F. Trask Library van de Andover Newton Theological School in Newton Centre.
p25 Egyptisch papyrus uit de 4de eeuw, bevattende: Matt.18:32-34; 19:1-3, 5-7, 9-10; onder Inv. Nr. 16388 aanwezig geweest in de Staatliche Museen in Berlijn, maar verloren gegaan.
p26 Egyptisch papyrus uit ca. 600 n.Chr., bevattende: Rom. 1:1-16; onder code P.Oxy.1354 aanwezig in de Bridwell Library van de Southem Methodist University in Dallas.
p27 Egyptisch papyrus uit de 3de eeuw, bevattende: Rom. 8:12-22, 8:24-27, 8:33-9:3, 9:5-9; onder code Add.Mss.7211 aanwezig in de University Library in Cambridge.
p28 Egyptisch papyrus uit de 3de eeuw, bevattende: Joh. 6:8-12,17-22; onder code Pap.2 aanwezig in het museum van de Pacific School of Religion in Berkeley.
p30 Egyptisch papyrus uit de 3de eeuw, bevattende: 1Thess.4:12-13,16-17, 5:3,8-10,12-18,25-28; 2Thess.1:1-2. Onder code Inv.61 aanwezig in de Universiteitsbibliotheek in Gent.
p32 Egyptisch papyrus uit de 2de of 3de eeuw, bevattende Tit.1:11-15, 2:3-8. Onder code Gr.P.5 aanwezig in de J. Rylands Library in Manchester.
p33 Egyptisch papyrus uit de 6de eeuw, bevattende: Hand.7:6-10,13-18, 15:21-24,26-32; onder codes Pap.G.17973, 26133, 35831, 39783 aanwezig in de Österreichische Nationalbibliothek in Wenen.
p34 Egyptisch papyrus uit de 7de eeuw, bevattende: 1Cor.16:4-7, 16:10, 2Cor.5:18-21, 10:13-14, 11:2, 11:4, 11:6-7; onder code Pap. G. 39784 aanwezig in de Österreichische Nationalbibliothek in Wenen.
p35 Egyptisch papyrus uit de 4de (?) eeuw, bevattende: Matt.25:12-15, 20-23; aanwezig in de Bibliotheca Laurenziana in Florence.
p36 Egyptisch papyrus uit de 6de eeuw, bevattende: Joh. 3:14-18,31-32,34-35; aanwezig in de Bibliotheca Laurenziana in Florence.
p37 Egyptisch papyrus uit de 3de of 4de eeuw, bevattende: Matt.26:19-52; onder Inv. Nr. 1570 aanwezig in de University of Michigan in Ann Arbor.
p38 Egyptisch papyrus uit de 3de of 4de eeuw, bevattende: Hand.18:27-19:6,12-16; onder Inv.1571 aanwezig in de University of Michigan in Ann Arbor.
p39 Egyptisch papyrus uit de 3de eeuw, bevattende: Joh. 8:14-22; onder code Inv. 8864 aanwezig in de Ambrose Swabey Library in Rochester.
p40 Egyptisch papyrus uit de 3de eeuw, bevattende: Rom.1:24-27, 1:31-2:3, 3:21-4:8, 6:4-5,16, 9:16-17,27; onder code Inv. G. 45 aanwezig in het Institut für Papyrologie der Universität in Heidelberg.
p41 Egyptisch papyrus uit de 8ste eeuw, bevattende: Hand. 17:28-18:2,24-25,27, 19: 1-4,6-8,1316,18-19, 20:9-13,15-16,22-24,26-28,35-38, 21:1-4, 22:11-14,16-17; onder code Pap.K.7541-48 aanwezig in de Österreichische Nationalbibliothek in Wenen.
p43 Egyptisch papyrus uit de 6de of 7de eeuw, bevattende: Openb.2:12-13, 15:8-16:2; onder Inv. 2241 aanwezig in de British Library in Londen.
p45 Egyptisch papyrus uit de 3de eeuw, bevattende Matt.20:24-32; 21:13-19; 25:41-26:39; Marc.4:36-40; 5:15-26; 5:38-6:3, 16-25, 36-50; 7:3-15; 7:25-8:1, 8:10-26; 8:34-9:9; 9:18-31; 11:27-12:1; 12:5-8, 13-19, 24-28; Luc.6:31-41; 6:45-7:7; 9:26-41; 9:45-10:1; 10:6-22; 10
p46 Egyptisch papyrus uit ca. 200 n.Chr., bevattende Rom.5:17-6:3, 6:5-14, 8:15-25, 8:27-35, 8:37-9:32, 10:1-11:22,24-33, 11:35-15:9, 15:11-16:27, 1Cor.1:1-9:2, 9:4-14:14, 14:16-15:15, 15:17-16:22, 2Cor.1:1-11:10, 11:1221, 11:23-13:13; Gal.1:1-8; 1:10-20,12-21; 3:2-2. Deels als P. Chester Beatty II aanwezig in de Chester Beatty Library in Dublin en deels onder code Inv.6238 aanwezig in de University of Michigan in Ann Arbor.
p47 Egyptisch papyrus uit de 3de eeuw, bevattende: Openb.9:10-11:3, 11:5-16:15, 16:17-17:2; als P. Chester Beatty III aanwezig in het Chester Beatty Museum in Dublin.
p48 Egyptisch papyrus uit de 3de eeuw, bevattende: Hand.23:11-17,23-29; onder code PSI 1165 aanwezig in de Bibliotheca Laurenziana in Florence.
p49 Egyptisch papyrus uit de 3de eeuw, bevattende Ef.4:16-29, 4:31-5:13. Onder code P.415 aanwezig in de Yale University Library in New Haven.
p50 Egyptisch papyrus uit de 4de of 5de eeuw, bevattende: Hand.8:26-32, 10:26-31; onder code P.1543 aanwezig in de Yale University Library in New Haven.
p51 Egyptisch papyrus uit de 4de of 5de eeuw, bevattende Gal.1:2-10,13,16-20. Onder code P. Oxy. 2157 aanwezig in het Ashmolean Museum in Oxford.
p53 Egyptisch papyrus uit de 3de eeuw, bevattende uit Mattheüs: 26:29-40; onder Inv. Nr. 6652 aanwezig in de University of Michigan in Ann Arbor.
p55 Egyptisch papyrus uit de 6de of 7de eeuw, bevattende: Joh. 1:31-33,35-38; onder code Pap.G. 26214 aanwezig in de Österreichische Nationalbibliothek in Wenen.
p56 Egyptisch papyrus uit de 5de of 6de eeuw, bevattende: Hand.1:1,4-5,7,10-11;. onder code Pap.G.19918 aanwezig in de Österreichische Nationalbibliothek in Wenen.
p59 Egyptisch papyrus uit de 7de eeuw, bevattende: Joh. 1:26,28,48,51; 2:15-16; 11:40-52; 12:25,29,31,35; 17:24-26; 18:1-2,16-17,22; 21:7,12-13,15,17-20,23. Onder code P.Colt 3 aanwezig in de Pierpont Morgan Library in NewYork.
p60 Egyptisch papyrus uit de 7de eeuw, bevattende: Joh. 16:29-30; 16:32-17:6,8-9,11-15,18-25; 18:12,4-5,7-16,18-20,23-29,31-37,39-40; 19:23,5-8,10-18,20,23-26. Onder code P.Colt 4 aanwezig in de Pierpont Morgan Library in NewYork.
p61 Egyptisch papyrus uit ca. 700 n.Chr., bevattende Rom.16:23-27, 1Cor.1:1-2,4-6, 5:1-3,56,9-13, Fil.3:5-9.12-16; Col.1:3-7,9-13; 4:15; 1Thess.1:2-3; Tit.3:1-5,8-11,14-15; Filem.4-7. Onder code P. Colt 5 aanwezig in de Pierpont Morgan Library in New York.
p63 Egyptisch papyrus uit de 5de of 6de eeuw bevattende: Joh. 3:14-18, 4:9-10; onder code Inv. 11914 aanwezig in het Staatliches Museum in Berlijn.
p64 Egyptisch papyrus uit de 2de of3de eeuw, bevattende: Matt.26:7-8, 10, 14-15,22-23,31-33; onder code Gr. 18 aanwezig in het Magdalan College in Oxford.
p65 Egyptisch papyrus uit de 3de eeuw, bevattende 1Thess.1:3-2:1,6-13. Onder code PS1 1373 aanwezig in het Istituto di Papirologia G. Vitelli in Florence.
p66 Egyptisch papyrus uit de 2de of 3de eeuw bevattende: Joh. 1:1-6:11, 6:35-14:26,29-30, 15:2-26, 16:2-4,6-7, 16:10-20:20,22-23, 20:25-21:9; deels als P. Bodmer II aanwezig in de Bibliotheca Bodmeriana in Cologny, deels als P. Chester Beatty in Dublin.
p67 Egyptisch papyrus uit de 2de of 3de eeuw, bevattende: Matt.3:9,15; 5:20-22, 25-28; onder Inv. Nr. 1 aanwezig in de Fundación San Lucas Evangelista in Barcelona.
p68 Egyptisch papyrus uit (waarschijnlijk) de 7de eeuw, bevattende: 1Cor.4:12-17, 4:19-5:3; onder code Gr. 258B aanwezig in Ross. Nac. bibliotheek in St. Petersburg.
p69 Egyptisch papyrus uit de 3de eeuw, bevattende: Luc. 22:41,45-48,58-61. Onder code P. Oxy. 2383 aanwezig in het Ashmolean Museum in Oxford.
p71 Egyptisch papyrus uit de 4de eeuw, bevattende: Matt.19:10-11, 17-18; aanwezig in het Ashmolean Museum in Oxford.
p72 Egyptisch papyrus uit de 3de of 4de eeuw, bevattende 1Petr.1:1-5,14, 2Petr.1:1-3,18, Jud.1-25. Als P. Bodmer VII en VIII aanwezig in de Bibliotheca Bodmeriana in Cologny en in de Bibliotheca Vaticana in Rome.
p74 Egyptisch papyrus uit de 7de eeuw, bevattende Hand. 1:2-5,7-11,13-15,18-19,2225; 2:2-4; 2:6-3:26; 4:2-6,8-27; 4:29-27:25; 27:27-28:31; Jac.1:1-6,8-19,21-23,25; 1:27-2:3,5-15,18-22; 2:25-3:1,5-6,10-12,14; 3:17-4:8,11-14; 5:1-3,7-9,12-14,19-20; 1Petr.1:1-2,7-8,13,19
p75 Egyptisch papyrus uit de 3de eeuw, bevattende: Luc.3:18-22; 3:33-4:2; 4:34-5:10; 5:37-6:4; 6:10-7:32; 7:35-39,41-43; 7:46-9:2; 9:4-17:15; 17:19-18:18; 22:4-24:53; Joh.1:1-11:45; 11:48-57; 12:3-13:10; 14:8-15:10. Als P. Bodmer XIV en XV aanwezig in de Bibliotheca Bodmeriana in Cologny.
p77 Egyptisch papyrus uit de 2de of 3de eeuw, bevattende: Matt.23:30-39; aanwezig in het Ashmolean Museum in Oxford.
p78 Egyptisch papyrus uit de 3de of 4de eeuw, bevattende Jud.4-5,7-8. Aanwezig in het Ashmolean Museum in Oxford.
p79 Egyptisch papyrus uit de 7de eeuw, bevattende Hebr.10:10-12,28-30. Onder Inv.6774 aanwezig in het Staatliches Museum in Berlijn.
p81 Egyptisch papyrus uit de 4de eeuw, bevattende 1Petr.2:20-3:1,4-12. Onder Inv.20 in het bezit van S. Daris in Triëst.
p84 Egyptisch papyrus uit de 6de eeuw, bevattende Marc.2:2-5,8-9; 6:30-31,33-34,36-37,39-41; Joh.5:5; 17:3,7-8. Als P.A.M. Khirbet Mird 4,11,26,27 aanwezig in de Bibliothèque de l’Université in Leuven.
p85 Egyptisch papyrus uit de 4de of 5de eeuw, bevattende: Openb.9:19-10:1; 10:5-9; onder code Gr. 1028 aanwezig in de Bibliothèque Nationale et Universitaire in Straatsburg.
p88 Egyptisch papyrus uit de 4de eeuw, bevattende Marc.2:1-26.Onder code P. Med. Inv. Nr. 69.24 aanwezig in de Università Cattolica in Milaan.
p94 Egyptisch papyrus uit de 5de of 6de eeuw, bevattende: Rom.6:10-13, 6:19-22; onder code P. Cair. 10730 aanwezig in het Egyptian Museum in Cairo.
p98 Egyptisch papyrus uit waarschijnlijk de 2de eeuw, bevattende: Openb.1:13-20; onder code P. IFAO inv. 237b aanwezig in het Institut Français d’ Archéologie Orientale in Cairo.
01 Egyptisch (= ℵ) Codex Sinaiticus uit de 4de eeuw, bevattende heel het NT; onder code Add. 43725 aanwezig in de British Library in London.
02 Evangeliën: Byzantijns Rest NT: Egyptisch (= A) Codex Alexandrinus uit de 5de eeuw, bevattende heel het NT, met uitzondering van Matt.1:1-25:6; Joh.6:50-8:52; 2Cor.4:14-12:6; onder code Royal I D. VIII aanwezig in de British Library in London.
03 Egyptisch (= B) Codex Vaticanus uit de 4de eeuw, bevattende de evangeliën, Handelingen en de brieven, behalve 1Tim.-Filemon en Hebr.9:14-Judas; onder code GI. 1209 aanwezig in Bibliotheca Vaticana in Rome.
04 Egyptisch (= C) Codex Ephraemi Syri rescriptus uit de 5de eeuw, bevattende heel het NT, behalve Matt.1:1-2, 5:15-7:5,17:26-18:28, 22:21-23:17,24:10-45, 25:30-26:22, 27:1146,28:15-20; Marc.1:1-17; 6:32-8:5; 12:30-13:19; Luc.1:1-2; 2:5-42; 3:21-4:25; 6:4-36; 7:17-8:2
05 Overig (= D) Codex Bezae Cantabrigriensis uit de 5de eeuw, bevattende de evangeliën en Handelingen, behalve Matt.1:1-20, 6:20-9:2, 27:2-12; Joh.1:16-3:26; Hand.8:29-10:14; 21:2-10,16-18; 22:10-20; 22:29-28:31. Onder code Nn. II 41 aanwezig in de University Library in Cambridge.
06 Overig (= D) Codex Claromontanus uit de 6de eeuw, bevattende de brieven van Paulus en Hebreeën (behalve Rom.1:1-6; Rom.1:27-30 en 1Cor.14:13-22 zijn uit later tijd afkomstig). Onder code Gr. 107, 107 AB aanwezig in de Bibliothèque Nationale in Parijs.
08 Overig (= E) Codex uit de 6de eeuw, bevattende Handelingen (behalve 26:29-28:26) en Hebreeën. Als Codex Laudianus 35 aanwezig in de Bodleian Library in Oxford
010 Overig (= F) Codex Augiensis uit de 9de eeuw, bevattende de brieven van Paulus (behalve Rom.1:1-3:18; 1Cor.3:8-15; 6:7-14; Col.2:1-8; Filem.21-25). Onder code B.XVII.1 aanwezig in het Trinity College in Cambridge.
012 Overig (= G) Codex Boernerianus uit de 9de eeuw, bevattende de brieven van Paulus (behalve Rom.1:1-4; 2:17-24; 1Cor.3:8-15; 6:7-14; Col.2:1-7; Filem.21-25). Onder code A 145 b aanwezig in de Sächsische Landesbibliothek in Dresden.
017 Byzantijns (= K) Codex Cyprius uit de 9de eeuw, bevattende de evangeliën; onder code Gr. 63 aanwezig in de Bibliothèque Nationale in Parijs.
018 Byzantijns (= K) Codex Mosquensis uit de 9de eeuw, bevattende de brieven (behalve Rom.10:18-16:27; 1Cor.1:1-6,13; 8:8-11). Onder code V. 93, S.97 aanwezig in het Historisch Museum in Moskou.
020 Byzantijns (= L) Codex Angelicus uit de 9de eeuw, bevattende Handelingen, de brieven van Paulus en Hebreeën (behalve Hand.1:1-8,10; Hebr.13:10-25). Onder code 39 aanwezig in de Bibliotheca Angelica in Rome.
025 Byzantijns (= P) Codex Porfirianus uit de 9de eeuw, bevattende Handelingen, de brieven en Openbaring, behalve Hand.1:1-2:13; Rom.2:16-3:4; 8:32-9:10; 11:23-12:1; 1Cor.7:15-17; 12:23-13:5; 14:23-39; 2Cor.2:13-16; Col.3:16-4:8; 1Thess.3:5-4:17; 1Joh.3:20-5:1; Jud.4-15
032 Overig (=W) Codex Freerianus of Washingtonianus uit de 5de eeuw, bevattende de evangeliën, behalve Marc.15:13-38; Joh.14:26-16:7. Onder code 06.274 aanwezig in de Freer Gallery of Art in het Smithsonian Institute in Washington.
038 Overig (= È) Codex Coridethianus uit de 9de eeuw, bevattende de evangeliën, behalve Matt.1:1-9; 1:21-4:4; 4:17-5:4. Onder code Gr. 28 aanwezig in het Instituut voor handschriften in Tbilisi.
045 Byzantijns (= Ù) Codex Athous Dionysiou uit de 9de eeuw, bevattende de evangeliën; onder nr. 55 aanwezig in het Dionysiosklooster in het Athosgebergte in Griekenland.
046 Byzantijns Codex uit de 10de eeuw, bevattende Openbaring; onder code Gr. 2066 aanwezig in de Bibliotheca Vaticana in Rome.
049 Byzantijns Codex Athous Lavra uit de 9de eeuw, bevattende Handelingen en de brieven van Paulus, zij het met veel lacunes. Onder code A’88 aanwezig in het Lavraklooster in het Athosgebergte in Griekenland.
051 Byzantijns Codex uit de 10de eeuw, bevattende heel Openbaring, behalve 1:1-11:14, 13:2,22:814; onder nr. 44 aanwezig in het Pantokratorklooster in het Athosgebergte in Griekenland.

 

3.6.3.Boeken en tijdschriften #

In de StudieBijbel wordt nogal eens verwezen naar boeken en tijdschriften. De meeste verwijzingen zijn hieronder terug te vinden.

Afkortingen van naslagwerken en tijdschriften

ADBThe Anchor Dictionary of the Bible (D.N. Freedman, ed.)
NEPJ.B. Pritchard, Ancient Near Eastern Pictures Relating to the Old Testament
ANETJ.B. Pritchard, Ancient Near Eastern Texts Relating to the Old Testament
AUSSAndrews University Seminary Studies
B&SBible and Spade
BARBiblical Archaeology Review
BauerW. Bauer, Wörterbuch zum Neuen Testament. 6. Auflage. Berlin 1988
BDRF. Blass, A. Debrunner, F. Rehkopf, Grammatik des neutestamentlichen Griechisch. 17. Auflage. Göttingen, 1990.
BGABijbel, Geschiedenis en Archeologie, tijdschrift inzake de archeologische en historische achtergrond van de Bijbel
BibBiblica
BNBiblische Notizen
BRLBiblisches Reallexikon (K. Galling, ed.)
BSacBibliotheca Sacra
ChronoChronologie van het Oude Nabije Oosten
COSThe Context of Scripture (W.W. Hallo, ed.)
DDDDictionary of Deities and Demons (K. van der Toorn e.a.)
FundFundamentum
GeseniusW. Gesenius, Hebräisches und aramäisches Handwörterbuch. 17. Auflage. Berlin / Göttingen / Heidelberg, 1962.
GKE. Kautzsch, Gesenius’ Hebrew Grammar
HALL. Koehler, W. Baumgartner, Hebräisches und Aramäisches Lexikon
IBDThe Illustrated Bible Dictionary (J.D. Douglas, ed.)
IEJIsrael Exploration Journal
JACFJournal of the Ancient Chronology Forum
JAOSJournal of the American Oriental Society
JBLJournal of Biblical Literature
JEThJahrbuch für evangelikale Theologie
JETSJournal of the Evangelical Theological Society
JSOTJournal for the Study of the Old Testament
NBDThe New Bible Dictionary (J.D. Douglas, ed.)
NIDNTTColin Brown (ed.), New International Dictionary of New Testament Theology. Grand Rapids, 1975-1978 (revised edition, 1992). 4 dln.
NIDOTTENew International Dictionary of Old Testament Theology and Exegesis (W.A. VanGemeren, ed.)
NTTNederlands Theologisch Tijdschrift
PEQPalestine Exploration Quarterly
SBH.L. Strack, P. Billerbeck, Kommentar zum Neuen Testament aus Talmud und Midrasch. 6. Auflage. München, 1974.
SBNTStudiebijbel Nieuwe Testament (G. van den Brink e.a., red.)
SBOTStudiebijbel Oude Testament (M.J. Paul e.a., red.)
TBTyndale Bulletin
TDNTG. Kittel, G. Friedrich (ed.), Theological Dictionary of the New Testament. G.W. Bromiley, vert. Grand Rapids, 1964-1976. 10 dln.
TDOTTheological Dictionary of the Old Testament (G.J. Botterweck & H. Ringgren, eds.)
THATTheologisches Handwörterbuch zum Alten Testament (E. Jenni & C. Westermann, ed.)
TRTheologia Reformata
TWATTheologisches Wörterbuch zum Alten Testament (G.J. Botterweck & H. Ringgren, ed.)
VTVetus Testamentum
WTJWestminster Theological Journal
ZAWZeitschrift für die alttestamentliche Wissenschaft
ZPEBThe Zondervan Pictorial Encyclopedia of the Bible (M.C. Tenney, ed.

Tekst van het Oude Testament

Voor de tekst van het Oude Testament resp. de Septuaginta is gebruik gemaakt van:
K. Elliger, W. Rudolph (ed.), Biblia Hebraica Stuttgartensia. 4. Auflage. Stuttgart, 1990.
A. Rahlfs (ed.), Septuaginta. Id est Vetus Testamentum graece iuxta LXX interpretes. Stuttgart, 1935, 1979.

Woordstudies Nieuwe Testament

Voor de woordstudies is voornamelijk gebruik gemaakt van:
Abbott-Smith, G., A Manual Greek Lexicon of the New Testament. 3rd ed. (herdruk Edinburgh, 1994).
Balz, H.R. / Schneider, G., Exegetisches Wörterbuch zum Neuen Testament. Stuttgart, 1980-1983, 3 dln.
Cremer, H. / Kögel, J., Biblisch-theologisches Wörterbuch des neutestamentlichen Griechisch. 11. Auflage. Gotha, 1923.
Harting, D., Grieksch-Nederduitsch Handwoordenboek op het Nieuwe Testament. 2e dr. Utrecht, 1888.
Liddel, H.G. / Scott, R. / Jones, S., A Greek-English Lexicon, With a Revised Supplement. 9th ed. Oxford, 1996.
Louw, J. / Nida, E.A., Greek-English Lexicon of the New Testament. Based on Semantic Domains. 2nd ed. New York, 1989.
Moulton, J.H. / Milligan, G., Vocabulary of the Greek Testament. 1930, herdruk Peabody, 1997.
Muller Jzn., F, Grieksch Woordenboek. 3e dr. Groningen/Den Haag/Batavia 1933.
Thayer, J.H., A Greek-English Lexicon of the New Testament. 2nd. ed. Grand Rapids, 1889, herdruk z.j.

Voor de vers-voor-vers uitleg is daarnaast gebruik gemaakt van veel commentaren en andere naslagwerken.

3.6.4.Overige afkortingen #

In de StudieBijbel gebruikte specifieke afkortingen:

Aram. Aramees
BHS Biblia Hebraica Stuttgartensia
comm. commentaar
ed. editie, editor (uitgave, uitgever)
Gk. Grieks
Hebr. Hebreeuws
hfst. hoofdstuk
Lat. Latijn
lett. letterlijk
LXX Septuagint(a)
n.Chr. na Christus
NT Nieuwe Testament
nv. naamval
OT Oude Testament
par(r). parallelplaats(en)
s.v. sub voce (onder het [tref]woord)
SamP Samaritaanse Pentateuch
Syr. Syrische vertaling (Peshitta)
v. en het volgende vers (bladzijde)
v.Chr. voor Christus
var. tekstvariant
vert. vertaler, vertaling
vgl. vergelijk
vs. vers
Vulg. Vulgaat
vv. en de volgende verzen (bladzijden)

4.Studiemethode #

In deze bijdrage willen we de grote hoeveelheid informatie die deze StudieBijbel biedt, toegankelijk en bruikbaar maken voor de geïnteresseerde Bijbellezer. Dat doen we in eerste instantie met die gebruiker voor ogen, die geen Grieks kent. Hoe kunt u de digitale StudieBijbel gebruiken voor uw persoonlijke Bijbelstudie of bij de voorbereiding van bijvoorbeeld een vrouwengroep of kringavond? In tweede instantie zullen we ook voor de meer gevorderde Bijbellezer de meerwaarde van de StudieBijbel laten zien.

4.1.Naslagwerk #

Het eerste waarop we wijzen is het gebruik van de StudieBijbel als naslagwerk. Wanneer u bij het lezen van de Bijbel of van studiemateriaal stuit op teksten die u niet begrijpt of waarvan u denkt ‘heeft de schrijver dit wel bij het juiste eind?’ dan zoekt u het betreffende gedeelte op in de StudieBijbel.
Het komt ook voor dat er in literatuur argumenten worden genoemd vanuit een eigen vertaling van een Bijbelvers of gebaseerd op een bepaald Grieks woord. U kunt met behulp van de StudieBijbel de argumenten afwegen. U zoekt de betreffende passage of het Griekse woord op en leest de uitleg. U bent dan op de hoogte van de alternatieven en kunt beargumenteerd uw eigen keuze maken.
We gaan nu over tot het bespreken van een aantal studievormen zoals die gepraktiseerd worden en laten u zien hoe de digitale StudieBijbel u daarbij van dienst kan zijn.

4.2.Woord- of begrippenstudie #

Een vorm van Bijbelstudie is de woordstudie of begrippenstudie. De Bijbel is geschreven in het Hebreeuws, Aramees en Grieks, talen die de meeste van ons niet beheersen. Ook als u deze talen niet kent kunt u toch met behulp van goede middelen, zoals de StudieBijbel, deze begrippen bestuderen.
De woordstudie-methode neemt de betekenis en de context van een specifiek woord onder de loep. Het is de bedoeling om zo nauwkeurig en omvattend mogelijk de betekenis van een bepaald begrip te leren kennen. Iemand heeft eens gezegd: ‘Zoals een grote deur hangt in twee kleine scharnieren, zo zijn belangrijke theologische dogma’s in de Bijbel vaak afhankelijk van kleine woorden zoals bijvoorbeeld voorzetsels en lidwoorden.’ Centrale leerstellingen in de Bijbel draaien soms om een enkel woord, bijvoorbeeld genade, verzoening of geloof. Om de diepste betekenis van de Schrift te begrijpen moeten we de grondwoorden bestuderen. Maar nu de praktijk. Wanneer ik begrippen als genade, liefde, gerechtigheid of heiligheid etc. in de Bijbel wil bestuderen, hoe ga ik dan te werk? Laten we als voorbeeld het begrip ‘vrede’ nemen.

Stap 1
Stel de betekenis van het Nederlandse woord vast. We kijken in een woordenboek en zien dat in het Nederlands de hoofdbetekenis van het woord ‘afwezigheid van twist of oorlog’ is. Vier van de zes betekenissen die Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal geeft houden verband met ‘oorlog’.

Stap 2
Als we willen weten wat het woord ‘vrede’ in het NT betekent, moeten we eerst vaststellen welke Griekse grondwoorden hiervoor gebruikt worden. Via de functie ‘zoeken’ in het hoofdmenu en het zoekformulier ‘Zoeken in woordstudies’ op “woord(en)” vinden we tien Griekse woorden, maar slechts vier waar ‘vrede’ losstaand in de betekenis voorkomt:  1358 eirēneuō, 1359 eirēne, 1360 eirēnikos en 1361 eirēnopoieō.  Na lezing blijkt dat er maar één grondwoord voor vrede is, namelijk het Griekse eirēnē (woordnummer 1359). Maar we zien ook dat er Griekse woorden voorkomen voor bijvoorbeeld ‘vrede houden’ (1358 eirēneuō), ‘vrede maken’ (1361 eirēnopoieō), ‘vredestichter’ (1362 eirēnopoios) en ‘vreedzaam’ (1360 eirēnikos), waarin weliswaar steeds hetzelfde grondwoord eirēn- voorkomt, maar die we wel even ernaast moeten meelezen.

Stap 3
We klikken op het Griekse eirēnē (woordnummer 1359) en scrollen naar beneden naar de “concordantie” van woordstudie 1359 om te zien hoe en waar het woord gebruikt wordt en hoe het vertaald wordt. Het woord komt behalve in de eerste brief van Johannes in alle boeken van het NT voor. Het is dus een heel algemeen en breed voorkomend begrip in het NT. Bovendien zien we dat het Griekse woord in de gegeven vertaling (NBG-51) zeer consequent met ‘vrede’ is vertaald. Dit blijkt ook voor de samengestelde woorden te gelden. Het grondwoord ‘vrede’ keert steeds terug. Dit is elders namelijk lang niet altijd het geval. Vaak worden Griekse woorden in vertalingen al naar gelang de context met een ander Nederlands woord vertaald.

Stap 4
Vervolgens willen we de grondbetekenis van het Griekse woord bestuderen. We gaan hiervoor naar de tekst van woordstudie 1359 eirēnē. We lezen hier onder meer dat het woord een enkele keer ook in het NT voorkomt in de betekenis ‘afwezigheid van oorlog of tweedracht’ (bv. Luc.14:32 en Jac.3:18). Meestal wordt het begrip echter gebruikt in de zin van het Hebreeuwse sjalōm, dat een ‘volledige of gave toestand’ aangeeft. Deze betekenis overstijgt dus de Nederlandse die vrede doorgaans in een negatieve zin omschrijft als de afwezigheid van iets (bv. oorlog). De kern van het nieuwtestamentische ‘vrede’ vinden we in twee passages. Ten eerste de passage over de vrede die Jezus geeft en die de wereld niet kan geven (Joh.14:27), en ten tweede de vrede van God die alle verstand te boven gaat (Fil.4:7). Deze vrede is een kenmerk van het Koninkrijk van God (Rom.14:17), sluit wanorde uit (1Cor.14:33) en verenigt daar waar eerst een tussenmuur was (Ef. 2:14-15). Deze vrede wordt als Evangelie verkondigd sinds Jezus’ eerste komst (Ef.2:17; vgl. Luc. 2:15), vandaar ook de uitdrukking ‘Evangelie des vredes’ (Ef.6:15).

Stap 5
Wie vervolgens nog dieper wil graven, gaat de uitleg van de Bijbelverzen die in de woordstudie als kernteksten genoemd worden doornemen. Hiervoor gaat u naar de concordantielijst die onder woordstudie open staat. Door op een versverwijzing in de lijst te klikken krijgt u een popup en daarin klikken op de versverwijzing brengt meteen naar alle gegevens (Griekse tekst, Bijbelvertalingen en commentaar) van de betreffende passage. Zo kunt u uw studie van het begrip ‘vrede’ naar eigen believen verdiepen en uitbreiden. Als u op deze wijze te werk gaat en voortdurend aantekeningen maakt, zal de woordstudie zich als vanzelf uitbreiden tot een thematisch artikel of tot een studie over het begrip ‘vrede’ in het Nieuwe Testament.

4.3.Karakter- of namenstudie #

Een andere vorm van Bijbelstudie betreft de namenstudies. U wilt het karakter of de biografie van een persoon in de Bijbel bestuderen. De mens is naar Gods beeld en gelijkenis geschapen en de Bijbel doet verslag van Gods omgang met mensen. Een studie maken van het leven van iemand, van iemands leefwijze, handelwijze en beweegredenen is dus erg zinvol en leerzaam. Niet alleen om je te laten inspireren door de goede eigenschappen van iemand, maar ook om te leren van zijn fouten of falen. We geven een voorbeeld en gebruiken de StudieBijbel als lesmateriaal. We kiezen de persoon van Maria, de moeder van Jezus, niet het eenvoudigste voorbeeld, maar ook niet het moeilijkste.

Stap 1
Om te beginnen moeten we de tekstplaatsen vaststellen waar over haar wordt gesproken. Via de functie ‘zoeken’ en het zoekformulier ‘Zoeken in woordstudies’ vinden we dat de naam ‘Maria’ een weergave kan zijn van twee Griekse namen, namelijk 0363 Maria en 0364 Mariam. We zullen dus om iets over ‘onze’ Maria te weten te komen gebruik moeten maken van twee woordstudies en twee concordantielijsten. Want beide namen kunnen een weergave zijn van de Maria die we zoeken. We gaan nu naar de namenstudies met nummer 0363 en 0364. In de concordantie staan achter de versnummers kleine letters, beginnend met ‘a’ en oplopend tot ‘g’. Dit betekent dat er wel zeven verschillende Maria’s in het NT voorkomen. Dit gegeven is natuurlijk van groot belang, want als we onze studie willen beperken tot de moeder van Jezus, moeten we geen tekstplaatsen bestuderen waar het over een andere Maria gaat. We raadplegen even de naamstudie en het blijkt dat Maria, de moeder van Jezus de letter ‘a’ heeft. Nu kunnen we aan de hand van de a-aanduidingen de tekstplaatsen gaan verzamelen waar zij voorkomt. In de concordantielijst staat de letter (a b  c etc) direct na het vormnummer (1) (2) etc. Voor het overzicht noemen we hier alleen de hoofdstukken. Eerst de lijst van 0363 Maria: Matt. 1-2; Marc. 6; Luc. 1-2; Hand 1. De lijst van naamstudie 0364 Mariam geeft: Matt. 1; 13; Luc. 1-2; Hand. 1. We lezen de tekstplaatsen één keer door in onze eigen Bijbel.

Stap 2
De volgende stap na het lezen van de teksten is het geven van een eerste indruk en het stellen van verhelderingsvragen. Wat ons direct opvalt is dat Maria tijdens het publieke optreden van Jezus na zijn doop maar één keer genoemd wordt in het Evangelie (Matt. 13:55/Marc. 6:3). Hier rijst een vraagteken. Komt Maria naast de teksten over de geboorte nog maar één keer voor in de evangeliën? Dit moeten we even onthouden en eventueel straks verder uitzoeken.

Stap 3
Dan zijn we toe aan het maken van een chronologisch overzicht van het leven van Maria. Deze vinden we in de naamstudie 0363 onder ‘(a)’. Bij een eerste lezing krijgen we al direct antwoord op de zojuist gestelde vraag over het voorkomen van Maria in het Evangelie. Het blijkt dat ze nog drie keer genoemd wordt, maar niet als Maria, maar als de ‘moeder van Jezus’, namelijk op de bruiloft te Kana (Joh. 2), wanneer ze Jezus een keer opzoekt als Hij aan het prediken is (Marc. 3:31 vv.) en bij zijn kruisiging (Joh. 19:26-27). Dit maakt het beeld compleet.
Het chronologisch overzicht van het leven van Maria wordt u in de naamstudie onder ‘(a)’ gegeven en zullen we hier niet herhalen. We worden opmerkzaam gemaakt op het gegeven dat Maria wel bij de kruisiging, maar niet bij de begrafenis en de opstanding van Jezus aanwezig was. Mogelijk is zij dagenlang verslagen geweest door de dood van haar zoon.

Stap 4
Vervolgens zijn we toe aan het identificeren van het karakter van Maria. Hiervoor biedt de StudieBijbel twee bronnen. De eerste is de zojuist gelezen woordstudie. We lezen hier dat Maria over het algemeen de bediening van Jezus heeft gesteund. Dit blijkt bijvoorbeeld op de bruiloft te Kana (Joh. 2), waar zij Jezus aanspoort om het in verlegenheid verkerende bruidspaar te helpen. Ook blijkt haar vertrouwen in Jezus uit wat zij tegen de bediende zegt (‘Wat Hij u ook zegt, doet dat’). Zij zoekt Jezus op wanneer Hij aan het prediken is (Marc. 3:31 vv.). Ook was Maria aanwezig bij de kruisiging van Jezus (Joh. 19:26-27). En tot slot zien we haar na de opstanding van Jezus terug in de bovenkamer, waar ze met 120 anderen in gebed is (Hand. 1:14). We mogen dus aannemen dat zij ook aanwezig was op de Pinksterdag, toen de Heilige Geest werd uitgestort. We concluderen dat Maria in het NT wordt gekenschetst als een bijzonder gelovige vrouw, die bereid was zichzelf ten dienste te stellen van het heilsplan van God.

Stap 5
Wanneer u nog meer gedetailleerd wilt ingaan op het karakter van Maria, kunt u gebruik maken van een tweede bron in de StudieBijbel, namelijk de uitleg in de vierde kolom van de bijbeldelen (deel 2 tot en met 10) bij de in de namenstudie genoemde passages. Door de uitleg van genoemde teksten in kolom vier van de bijbeldelen te betrekken in uw studie van de persoon van Maria kunt u uw werkstuk zoveel uitbreiden als u maar wilt.

4.4.De hoofdlijnen van een bijbelboek #

De volgende Bijbelstudiemethode die we bespreken is die van het bestuderen van de hoofdlijnen van een Bijbelboek. Hoe krijg ik het overzicht van een bepaald Bijbelboek? Je kunt het vergelijken met een ‘vogelvlucht’ of een ‘telescopisch’ beeld in tegenstelling tot het uitvergrote detail of microscopische beeld van een versuitleg. Het gaat er bij deze studie om een globaal begrip te krijgen van de doelstelling, het thema, de structuur en de inhoud van het boek. Het NT bevat 27 boeken, samengebundeld in één band, en elk boek is uniek en bevat een belangrijke boodschap voor ons vandaag. Het verkrijgen van een overzicht is belangrijk, want alleen van hieruit kun je de betekenis van afzonderlijke verzen goed plaatsen. Sekten en ketters ontstaan doorgaans daar, waar men bepaalde Bijbelverzen bijzonder benadrukt en hierop los van de rest van de bijbel een hele theologie baseert. We gaan nu over tot het bespreken van de methode.

Stap 1 – Lees het hele Bijbelboek
Lees het hele Bijbelboek, zo mogelijk achter elkaar en in een moderne goed leesbare vertaling (GNB, WV of NBV).
Dit klinkt misschien vanzelfsprekend, maar is het niet. Sommige christenen besteden veel tijd aan het lezen van boeken over de bijbel in plaats van het lezen van de Bijbeltekst zelf. In het geval het een lang boek betreft kunt u het in twee sessies doen. U zult verbaasd staan wat u gaat zien wanneer u dit doet. Lees aan één stuk door en let niet op hoofdstukindelingen en perikooptitels. Deze zijn later toegevoegd. Het gaat erom de rode draad van de schrijver te ontdekken. Elke keer dat u het boek op deze wijze geheel doorleest, ontdekt u nieuwe dingen en het overzicht wordt steeds duidelijker. Nog twee opmerkingen zijn voor deze eerste fase van belang. Lees in deze fase vooral zonder commentaren of zelfs zonder eigen notities. U valt dan te snel terug in oude patronen of opvattingen van anderen. En ten tweede lees biddend. Vraag de Heer uw hart en uw ogen te openen om Zijn woorden te verstaan en Zijn wonderen te zien (Ps.119:18).

Stap 2 – Maak notities bij wat u leest
Schrijf op wat uw eerste indruk is en welke dingen u opvallen. Een eerste indruk kan op elk vlak liggen, bijvoorbeeld wat u denkt dat het doel van de schrijver is of wat het lezen bij uzelf bewerkt. Let verder op de volgende zaken:

• Sleutelbegrippen, welke woorden en termen keren steeds terug.
• Sleutelverzen, welke verzen geven volgens jou een samenvatting van het hele boek.
• Literaire stijl, beschrijft het boek geschiedenis, poëzie, een (persoonlijk) brief, een preek of een combinatie hiervan?
• Emotionele toon, is de schrijver blij, droevig, kwaad etc?
• Welke thema’s worden volgens jou behandeld?
• Zie je een bepaalde indeling in het boek? welke?
• Wie zijn de hoofdpersonen in het boek?

Stap 3 – Achtergrondstudie
Bij deze stap gaan we informatie verzamelen over de achtergrond van het boek. Hiervoor gaan we naar het het betreffende boek via het menu links boven. Vervolgens gaan we in het rechtervenster naar de tab Artikelen en kiezen het artikel Inleiding (voor NT) of Opbouw (voor OT).  We openen het artikel “Inleiding [naam Bijbelboek]”. Onder de kopjes ‘Het boek [naam Bijbelboek]’, ‘De schrijver van [naam Bijbelboek]’ en ‘De tijd van [naam Bijbelboek]’ vindt u een korte inleiding over de auteur van het boek, wanneer en voor wie het geschreven is, waarom het geschreven werd en meer van dit soort achtergrondinformatie. In de artikelen Opbouw (OT) vind u dezelfde info, maar iets anders ingedeeld.

Stap 4 – Boekindeling in kaart brengen
We gaan nu onze eigen notities die we bij stap 2 maakten uitbreiden met informatie uit de StudieBijbel en wel uit de ‘Inleiding’ op het Bijbelboek. U bestudeert hier de paragrafen ‘Sleutels tot [naam Bijbelboek]’ en ‘Overzicht van [naam Bijbelboek]’ en vergelijkt deze vervolgens met de door u zelf gemaakte notities. Vervolgens is het van belang een compacte visuele samenvatting van de indeling van het boek te maken. Dit helpt u om de hoofdthema’s van het boek samen te vatten. Ook ziet u op deze wijze in één oogopslag de inhoud van het boek en het verband tussen de hoofdonderdelen. In de StudieBijbel wordt zo’n diagram in de ‘Inleiding’ op het Bijbelboek gegeven. U vind hier een indeling naar hoofdstukken (en verzen), thema, plaats en tijd. U vergelijkt deze met uw eigen aantekeningen en past het gegeven diagram desgewenst aan naar uw eigen bevindingen.

Stap 5 – Gedetailleerde indeling
Deze stap is optioneel, aangezien u met stap 3 de studie ‘Overzicht van een Bijbelboek’ ook als afgerond kunt beschouwen. Maar u kunt op dit moment toch behoefte hebben aan een meer gedetailleerde indeling, om op een meer gedetailleerde wijze hoofdzaken en bijzaken van de auteur op het spoor te komen. In dit geval gaat u naar de ‘Inleiding’ op het Bijbelboek, paragraaf ‘De hoofdlijnen van [naam Bijbelboek]’. Hier moet echter wel opgemerkt worden dat er vele manieren zijn om een geschrift in te delen en dat ook de studies van Bijbelgeleerden hier meestal de nodige verschillen vertonen.

4.5.Het bestuderen van een hoofdstuk #

Wanneer we een Bijbelboek nog diepgaander willen bestuderen is na de studie ‘Hoofdlijnen van een Bijbelboek’ de volgende logische stap een analyse van elk hoofdstuk te maken. Na het overzicht, nu de onderdelen. Met deze methode van Bijbelstudie krijgt u een grondig inzicht in de inhoud van een bepaald hoofdstuk. Bij deze methode houden we ons bezig met hoofdstukken en perikopen. Bij de vers-voor-vers-exegese, die we hieronder bespreken, staat de zin en het woord centraal. De hoofdstukstudie is eigenlijk de verbindende schakel tussen de ‘Bijbels-theologische’ insteek van het boekoverzicht en de exegetische insteek van de vers-uitleg. De studie per hoofdstuk helpt ons de Bijbel te verstaan in de wijze waarop hij geschreven is. Het is daarom een heel populaire studiemethode. Nu de praktijk, hoe werkt dit?

Stap 1 – Het hoofdstuk meerdere malen lezen en herlezen
Bij deze eerste stap gaat het om een algemene observatie. Voor een goed begrip van de inhoud is het nuttig om het hoofdstuk in eigen woorden samen te vatten zonder hierbij te interpreteren. Het verdient sterke aanbeveling deze samenvatting uit te schrijven.

Stap 2 – Opschrijven van observaties
Bij deze stap bekijken we elk vers en elke zin apart en schrijven onze bevindingen op. U probeert bij elk vers de volgende vraag te beantwoorden: wat zegt dit Bijbelvers? Het doel is uzelf te verzadigen met de inhoud van dit hoofdstuk. We missen vaak zoveel van de Bijbelse boodschap omdat we slecht lezen of luisteren. Door het opschrijven van hetgeen u opmerkt, houdt u het beter en langer vast.

Stap 3 – Stel vragen aan de tekst
We gaan nu van het observeren over naar het uitleggen. Dit begint met het stellen van vragen die uitleg behoeven. Het betreft de ‘wat?’ en ‘waarom?’ vragen. Wat is de betekenis van het woord ‘x’? Waarom zegt de schrijver dit? Wat is zijn bedoeling met wat hij zegt in vers ‘x’? Waarom is dit belangrijk? Hoe meer vragen u heeft, hoe beter u dit Bijbelgedeelte zult ontdekken. Wanneer u al uw vragen heeft verzameld, is het tijd om naar antwoorden te gaan zoeken. Hierbij gebruikt u de StudieBijbel, met name in het venster met Bijbelvertalingen en het commentaarvenster. Let erop dat de antwoorden op de verschillende vragen op verschillende plaatsen te vinden zijn. Achtergrondvragen zullen meestal beantwoord worden in de ‘Inleiding’ op het Bijbelboek (te vinden in het indexvenster links), de uitleg in het commentaarvenster, in een artikel (te vinden via het indexvenster of de knop “artikelen” in de paarse menubalk). Het antwoord op een vraag als ‘waarom zegt de schrijver dit hier?’ moet meestal gezocht worden in de context. U leest eerst de uitleg bij het Bijbelvers waarbij u de vraag heeft, maar daarna ook de uitleg in de verzen hiervoor en hierna (te benaderen via de knoppen “vorig vers” en “volgend vers”). Voor vragen met betrekking tot de betekenis van woorden klikt u op een Grieks woord in het venster met Griekse tekst en leest u vervolgens de uitleg van dit woord in het woordstudievenster. Voor vragen met betrekking tot vertalingen kijkt u naast de uitleg in het commentaarvenster ook naar de interlinievertaling onder de Griekse tekst en de verschillende Bijbelvertalingen in het venster met vertalingen. (voor meer details, zie de paragraaf ‘uitleg van een bepaald Bijbelvers’).

Stap 4 – Schrift met Schrift vergelijken
De volgende stap is om dat wat in het onderhavige hoofdstuk gezegd wordt te vergelijken met wat elders in de Bijbel gezegd wordt. Onduidelijke passages kunnen uitgelegd worden door heldere gedeelten elders. Bij dit vergelijken dienen we echter wel een bepaalde prioriteit aan te houden. We dienen eerst de verwijsteksten in hetzelfde Bijbelboek te vergelijken, daarna indien mogelijk teksten in geschriften van dezelfde auteur. Vervolgens teksten in hetzelfde Testament, bv. het Nieuwe, en tot slot de rest. Hoe dichter een verwijstekst bij de passage die we onderzoeken staat, hoe meer gewicht de verwijzing heeft. Deze verwijzingen kunt u vinden in het commentaarvenster van de digitale Studiebijbel.

Stap 5 – Uitleg en boodschap
Bedenk dat het laatste doel van het Bijbellezen niet zozeer ‘uitleg’ is, maar ‘boodschap’. God heeft in de Bijbel gesproken tot de mensheid. Bij deze laatste stap gaat het er om een samenvatting te geven van de boodschap die de Heer in dit hoofdstuk geeft. Het is zeer leerzaam om na alle stukwerk en speurwerk van de vorige stappen ook voor deze laatste fase tijd te nemen. Schrijf deze samenvattende boodschap ook uit. Dit is heilzaam voor uzelf en het behoort tot de noodzakelijke voorbereidingen wanneer u een inleiding of meditatie over dit hoofdstuk moet houden.

4.6.De bijbelkring #

Het gebruik van de StudieBijbel dat we nu willen bespreken valt enigszins uit de toon vergeleken bij het voorgaande, omdat de studiemethode die van de vorige ten dele overlapt. Maar omdat het een vorm van groepsstudie bespreekt, willen we u deze toch niet onthouden. Het kringgesprek dat wij voor ogen hebben veronderstelt een kringleider en een groep gelovigen, die op een bepaald tijdstip, meestal een avond, samenkomen om een gedeelte uit de Bijbel te lezen. We gaan er voor het gemak (ook vaak de praktische werkelijkheid) vanuit dat de kringleider zich op dit samenzijn voorbereidt. We kunnen dus twee fasen onderscheiden, die van de voorbereiding en de kringavond zelf.

4.6.1.De voorbereiding #

De kringleider bereidt de kringavond voor door zich goed in te lezen op het Bijbelgedeelte dat die avond besproken zal worden. We nemen als voorbeeld 1Joh.3:11-17. Het bestuderen van een Bijbelgedeelte gebeurt in principe op dezelfde wijze als de in de vorige paragraaf besproken ‘hoofdstuk-analyse’. Het is dan ook het beste dat de kringleider bij zijn voorbereiding om te beginnen de eerste 4 stappen die daar besproken worden doorloopt.

Stap 1
Het Bijbelgedeelte meerdere malen lezen en herlezen. (zie Hoofdstukanalyse).

Stap 2
Opschrijven van de observaties (zie Hoofdstukanalyse).

Stap 3
Stel inhoudelijke vragen aan de tekst (zie Hoofdstukanalyse). Omdat er straks nog een stap volgt waarin vragen geformuleerd worden, willen we hier vanuit ons tekstgedeelte een paar voorbeelden geven van inhoudelijke vragen. We stellen deze vragen in eerste instantie vanuit de vertaling die door uzelf gebruikt wordt. In het hier besproken voorbeeld is dat de NBG51-vertaling.
Bij vers 11: Wat bedoelt Johannes met ‘van den beginne’? Wie zijn de genoemde ‘wij’? Bij vers 12: Waarom vermoordde Kaïn Abel? Bij vers 15: Wie haat, heeft niet het eeuwige leven? Hoe is dit te rijmen met het feit dat God liefde is? Bij vers 16: Hoe heeft Jezus Zijn leven voor ons ingezet?

Stap 4
Schrift met Schrift vergelijken (zie Hoofdstukanalyse).

Stap 5
Het formuleren van praktische verdiepingsvragen.
Bij stap 5 gaat de voorbereiding op het kringgesprek een andere weg dan de ‘Hoofdstukanalyse’. Ter voorbereiding op het gesprek van de kringavond is het van belang verdiepingsvragen te formuleren. Deze vragen zijn er niet op gericht te helpen bij het uitleggen van de tekst, zoals bij stap 1-4, maar op de toepassing ervan in het eigen leven. Het zijn vragen als ‘hoe ervaart u dit?’, ‘hoe gaat u daar mee om?’, ‘Wat spreekt u hierin aan?’, ‘Waarom?’ Bereid deze vragen voor en formuleer ze zo duidelijk mogelijk. Dit zal u helpen om het gesprek op de kringavond een zekere diepgang te geven. Ter verduidelijking een aantal vragen bij 1Joh.3:11-17 als voorbeeld.
Bij vers 11: Is er een verschil tussen het liefhebben van ‘gelovigen’ en ‘ongelovigen?’ Welk verschil? Bij vers 13: Waarom zou de wereld ons (soms) haten? Bij vers 14: Dat haten tot doodslag leidt is te begrijpen, maar wat is de overeenkomst tussen liefhebben en leven? Bij vers 16: Hoe zetten wij ons in voor onze ‘broeders’? Hoeven we dit niet te doen voor onze ‘naaste’? Bij vers 17: Wat versta jij vandaag de dag in Nederland onder ‘gebrek lijden’?

4.6.2.De kringavond #

Het verloop van een kringavond kan bijvoorbeeld als volgt worden ingedeeld. Zoals gezegd gaan we er in onze voorbeeldsituatie van uit dat alleen de kringleider zich heeft voorbereid. Het is de bedoeling op de kringavond het Bijbelgedeelte uit 1Joh.3:11-17 samen te lezen en te bespreken. De volgende onderdelen zijn van belang voor een opbouwend kringgesprek.

• Informeel gesprek met koffie of thee.
• Het zingen van enkele liederen en de avond aan de Heer opdragen in gebed.
• Vervolgens wordt het Bijbelgedeelte minstens drie keer gelezen in steeds een andere vertaling. Doorgaans zijn er onder de aanwezigen wel twee of drie verschillende vertalingen in gebruik. Als dit niet zo is, zorgt u als kringleider ervoor dat de verschillende vertalingen aanwezig zijn.
• Vervolgens wordt er stilgestaan bij elk vers. De kringleider stelt per vers de voorbereide vragen aan de orde. Eerst de inhoudelijke vragen die helpen bij het begrijpen van de betekenis van het vers. Vervolgens de verdiepingsvragen, die ons helpen bij de toepassing van de tekst. Wanneer men de inhoudelijke vragen niet goed weet te beantwoorden, wordt de StudieBijbel geraadpleegd om het juiste antwoord te vinden. Zorg er als gespreksleider voor dat iedereen aan bod komt en ook dat men niet te veel van het onderwerp afwijkt. Breng de kring steeds weer terug naar de vraag die op dat moment besproken wordt.
• Samen bidden en de zaken die naar voren kwamen aan de Heer voorleggen. Wanneer iemand te kennen gaf dat hij het met bepaalde dingen erg moeilijk heeft, bidt u voor de persoon in kwestie.
• Gelegenheid tot informeel napraten. Hier worden soms diepere dingen gedeeld dan tijdens het kringgesprek.

4.7.Uitleg van een bepaald bijbelvers #

In het nu volgende gedeelte bespreken we het nut van de digitale StudieBijbel voor de meer gevorderde Bijbelgebruiker. Het betreft met name het plegen van een vers-voor-vers-exegese (lees ook het artikel ‘De uitleg van de Schrift’) en het nut van de gegeven Griekse tekst met variante lezingen (zie ook het artikel ‘De tekst van het Nieuwe Testament’).
We nemen u aan de hand van de instrumenten in de StudieBijbel mee langs alle studievelden die licht kunnen werpen op de uitleg van een bepaalde passage. Let op, het gaat hier dus uitsluitend om het uitleggen van een specifieke tekst en niet om bijvoorbeeld thematische benaderingen. We nemen een kort en daarom overzichtelijk Bijbelvers, namelijk Matt.26:32. We doorlopen systematisch de velden die onderzocht kunnen worden aan de hand van de informatie die de Studiebijbel ons geeft.

Stap 1
We moeten beginnen met het vaststellen van de Griekse tekst, de zgn. tekstvaststelling. Hierover informeert de tweede kolom op de linker pagina. Het blijkt dat de vier tekstedities die in de SB vergeleken worden hier geen verschillen kennen. Dit is natuurlijk vaak wel het geval. Voor een uitvoerige exemplarische bespreking van een Bijbelvers met een tekstverschil, zie hieronder, par. 9.1.

Stap 2
Vervolgens bekijken we de vertaling van de tekst. De interlinievertaling onder de Griekse woorden in het linker venster geeft een woord-voor-woord-vertaling en laat ons de opbouw van de Griekse zin zien: na – echter – het – opstaan – Ik – zal Ik voorgaan – u – naar – Galilea. Onder de tab Vertalingen in het rechter venster vind je verschillende moderne vertalingen. We merken hier op dat vooral ‘het opstaan’ verschillend vertaald is. We vinden de volgende vertalingen: ‘nadat Ik zal opgestaan zijn’ (SV), ‘nadat Ik zal zijn opgewekt’ (NBG), ‘wanneer ik door God ben opgewekt’ (GNB) en ‘na mijn opwekking’ (WV). Hierin is nogal verschil. In de SV wordt de verrijzenis beschreven als een daad van Jezus, in de NBG als de daad van een ander, in de GNB als een daad van God en de WV houdt het neutraal. Het blijkt dat het om de vertaling van het Griekse woord egerthçnai gaat. Door op het Griekse woord te klikken gaan we naar de woordstudie van het betreffende woord. Daar vinden we dat het om het werkwoord egeirō gaat, dat ‘opwekken, doen opstaan’ betekent. In de concordantie (zorg dat deze aangevinkt staat) klikken we op het nummer achter het tekstgedeelte van ons vers (.28), waarna we bij de woordvormen komen en zien dat het de passieve of lijdende vorm betreft (opgewekt worden). Het betreft dus een daad van een ander. Volgens deze informatie liggen dus de NBG en de GNB (die iets meer uitleggend vertaalt) het dichtst bij de bedoeling van de tekst.

Stap 3
Vervolgens staan we stil bij de literaire vorm (het genre) van de tekst. Dit is ook van belang voor de uitleg van het ‘opgewekt worden’, want in de woordstudie 1304 egeirō lezen we dat ‘opwekken’ naast een letterlijk opwekken uit de dood ook overdrachtelijk gebruikt kan worden (vgl. Matt. 11:11; Hand 13:22; Ezech.37). Als Jezus hier als een wijsheidsleraar een wijsheidsspreuk of een gelijkenis geeft, ligt een overdrachtelijk gebruik voor de hand. Als hij hier een profetisch woord spreekt, ligt een letterlijke opstanding in de lijn van de profetische belofte van de opstanding uit de doden voor de hand. In het commentaar (zie commentaarvenster) lezen we dat het laatste het geval is. Jezus citeert hier vrij Zach.13:7c.

Stap 4
Vervolgens is er de vraag naar de bronnen. Zijn er meer bronnen die dezelfde uitspraak van Jezus vermelden en brengt dit verheldering? Hiervoor gaan we naar de ‘synopsis’ (klikken op “Synopsis” in index na Mat.28 – [Mat.26:32 moet de actieve entry zijn]) om te zien of dit vers ook in andere evangeliën voorkomt. Dit is inderdaad het geval, ook Marc.14:28 geeft dit vers. Het blijkt echter dat er maar één verschil is: Marcus voegt aan het begin van het vers het woordje ‘maar’ toe. Dit verandert of verheldert niets aan de betekenis van de uitspraak.

Stap 5
Dan gaan we naar het historisch onderzoek. Zijn er op dit vlak kwesties die van belang zijn voor de betekenis? Nu is wel eens de gedachte geopperd dat er naast de provincie in het noordoosten ook een dorpje bij Jeruzalem zou zijn met de naam Galilea. Is dit juist en over welke plaats spreekt Jezus hier dan? Dit zoeken we op in de woordstudies door te klikken op het Griekse woord Galilaian in het venster met Griekse tekst. Onder de naam Galilea vinden we een uiteenzetting over de provincie, maar niets over een dorpje bij Jeruzalem. Over het bestaan van een dorp met die naam is niets bekend. Dat kunnen we dan ook met een gerust hart naar het rijk der fabelen verwijzen.

Stap 6
We zijn aangekomen bij het redactie-onderzoek. In de eerste plaats bekijken we hier de literaire context om te zien of deze de betekenis van dit vers verheldert. Hiervoor gaan we naar de ‘Inleiding op het evangelie naar Mattheüs’ (via de tab Artikelen in het rechter venster). In de paragraaf ‘hoofdlijnen’ vinden we de structuur van het evangelie uitgelegd en zien we dat ons vers zich bevindt in de perikoop ‘De verloochening van Petrus’ (26:69-75), een onderdeel van ‘De terechtstelling van Jezus’ (26:57-27:25), dat weer een onderdeel is van ‘Het lijden van Jezus’ (26:-27:66). Verder kunnen we in het commentaarvenster van ons vers een verwijzing lezen naar Matt.28:7b,10,16, waaruit blijkt dat de woorden die Jezus hier uitspreekt vervuld werden na Jezus’ opstanding uit de doden.

Stap 7
Voor de uitleg op het gebied van de heilshistorische context moeten we het commentaar in het commentaarvenster raadplegen. Matt.26 vers 32 is een vrije weergave van Zach.13:7c ‘maar Ik zal mijn hand tot de kleinen wenden’ (SV). Evenals in Zach.13:7-9 de nadruk ligt op het vormen van een gelovig overblijfsel, zo ligt in Matteüs 26:31-32 het accent op de belofte in vers 32. De dood van Jezus luidt een tijdperk van verstrooiing en verdrukking in (vs.31), maar zijn opstanding de aanvang van de door de profeten beloofde heilstijd.

Stap 8
Met het bespreken van de heilshistorische context zijn we aangeland bij de tweede hoofdvorm van uitleg die we bij de apostelen konden onderscheiden, namelijk de theologische interpretatie (zie het artikel ‘De uitleg van de Schrift’). Via artikelen en woordstudies (en summier ook in het commentaarvenster) kunt u de meer theologische informatie vinden. Wel is deze categorie van uitleg minder prominent aanwezig dan de taalkundige en historische. Dit is een keuze die voortkomt uit de opzet en structuur van de Studiebijbel. Met het oog op ons voorbeeldvers beperkt de theologische informatie zich tot het commentaarvenster. Toch kunnen we vanuit Zach.13 in dit verband het volgende zeggen: de opstanding en ‘het voorgaan’ van Jezus naar Galilea is een vervulling van de profetie in Zacharia die spreekt over een herder, die door het volk doorstoken wordt (Zach.12:10; vgl. Matt.26:31), maar wiens dood leidt tot de heilstijd (Zach.13:1-6). Met de opstanding van Jezus neemt in beginsel de beloofde heilstijd een aanvang.

Stap 9
Tenslotte rest ons dan nog de actuele interpretatie. U zult begrijpen dat deze informatie niet binnen de opzet van dit studiewerk valt. Deze uitleg dient biddend en onder de leiding van de Heilige Geest ‘samen met alle heiligen’ gezocht te worden. Naar aanleiding van ons vers mogen we misschien denken aan een typologische analogie tussen Jezus’ eerste en zijn tweede komst. Zoals Jezus na zijn kruisdood en opstanding zou voorgaan naar ‘Galilea’, zo zal hij ons na de grote verdrukking in de laatste dagen en de grote opstanding die plaatsvindt bij Zijn wederkomst, vóórgaan naar ‘Jeruzalem’.

4.8.Wat doe ik met het Griekse venster #

Van de uitleg van de tekst in het commentaarvenster gaan we nu naar het venster met Griekse tekst. Een veel gehoorde vraag is wat men met het Grieks kan doen (zie ook het artikel ‘De tekst van het Nieuwe Testament’). Hierover is toch heel wat te zeggen. In de eerste plaats is er de mogelijkheid voor iemand die geen Grieks kan lezen, toch Griekse woorden te communiceren met anderen die wel Grieks kennen. Dit kan omdat er onder elk Grieks woord een transliteratie (omzetting van letters) wordt gegeven in ons eigen letterschrift. U kunt zo ook de Griekse woorden min of meer juist uitspreken. In ieder geval weet een kenner precies wat u bedoelt. Voor degene die het Grieks wel leest, is de gegeven transliteratie ook nuttig bij het citeren van Griekse woorden in publicaties, omdat de hier gegeven translitteratie een min of meer internationaal geaccepteerde codering is.

Bovendien kunt u door op een Grieks woord te klikken een woordstudie lezen en erachter komen wat het betekenisveld van dit bepaalde woord is. Dit is namelijk zelden te vatten in slechts één Nederlands woord.

Onder de transliteratie staat een woord-voor-woord-vertaling, de zogenaamde interlinievertaling. U kunt daar zien hoe de Griekse zin is opgebouwd en bent dus niet geheel overgeleverd aan de omzettingen (zgn. transformaties) die meer en meer voorkomen in alle moderne vertalingen. De interlinievertaling helpt enerzijds in het begrijpen van het Grieks en anderzijds in het beoordelen van de verschillen tussen moderne Bijbelvertalingen. Zij fungeert dus als een soort ritssluiting tussen de Griekse tekst en de Bijbelvertaling.

4.8.1.Hoe bepaal ik de waarde van een tekst en een variante lezing #

Het moeilijkste onderdeel van het Griekse venster betreft de varianten in de Griekse tekst. Bijna elk Bijbelvers kent wel één of twee alternatieve tekstlezingen. We bespreken een voorbeeld om u te laten zien hoe u met de handschriften informatie in de digitale StudieBijbel tot een beoordeling kunt komen in uw keuze tussen een tekst en zijn variante lezing (zie ook het artikel ‘De tekst van het Nieuwe Testament’ en zie voor de wijze waarop de handschrifteninformatie vermeld is de uitleg bij het Tekstkritisch apparaat).
We nemen als voorbeeld Matteüs 18:15.
‘Maar indien uw broeder [tegen u] gezondigd heeft, ga heen en bestraf hem onder vier ogen’.
De vraag waarvoor we gesteld staan is of de woorden ‘tegen u’ (eis se) in het origineel stonden of niet. Dit maakt namelijk nogal een verschil voor de uitleg ervan.

We stellen een aantal vragen aan de tekst, die van belang zijn voor het vormen van een oordeel.
1.Welke tekst wordt gevonden in de meeste handschriften? Dit wordt vermeld door de editie H-F. Deze heeft het ‘tegen u’ wel.
2. Welke tekst vinden we in de oudste handschriften? Hiervoor moet je de ouderdom van de handschriften die genoemd worden na Byz, Eg en Ov via de index handschriften opzoeken. De oudste handschriften zijn voor onze tekst de Egyptische handschriften 01 en 03, beide uit de 4e eeuw. De onder Byz en Ov genoemde handschriften stammen uit de 5e en de 9e eeuw. In deze oudste Egyptische getuigen ontbreekt het ‘tegen u’.
3. Hoe is de spreiding van de handschriften van de tekst en van de variante lezing? Byz, Eg en Ov valt voor een groot deel samen met een geografische aanduiding. Er wordt namelijk wel gesteld, dat hoe meer verspreid de handschriften voorkomen, hoe meer kans er is op een oorspronkelijke lezing. De tekst met ‘tegen u’ vinden we zowel in handschriften van het type Byz als van het type Ov. De lezing zonder ‘tegen u’ vinden we alleen in de handschriften van het type Eg.
4. Wat is de kerkelijke tekst door de eeuwen heen geweest? Deze vinden we onder het kenmerk Byz. Voor degenen die geloven in een goddelijke bewaring van de tekst in de kerk door de eeuwen heen kan dit een argument zijn. In ons vers hebben de Byz handschriften een tekst met ‘tegen u’.
5. Waarvoor kiest de moderne tekstkritische wetenschap? Deze vinden we achter N25 en N26 of N27. Deze is in ons vers niet eensluidend. In N25 werd gekozen voor de oudste Eg getuigen zonder ‘tegen u’, maar in N26 heeft men dit veranderd en geeft men het ‘tegen u’ wel weer, zij het tussen teksthaken, om aan te geven dat dit niet geheel zeker is.
6. Wat is de keuze van de moderne vertalingen? We zien dat een drietal vertalingen een tekst heeft met ‘tegen u’ (SV, HV en NIV) en acht vertalingen een tekst zonder ‘tegen u’ (NBG, WV, GNB, NEB, NASB, RLU, REU en BJ). Vaak lopen deze gegevens parallel met het jaar van uitgave van de verschillende Nestle-edities, omdat de meeste Bijbelvertalingen een van deze edities als uitgangspunt hadden. Dus men moet aan deze laatste bevinding niet al te veel zelfstandige waarde hechten. De vertalingen zijn met name vermeld om u inzage te geven of een bepaald verschil een vertaalverschil is of een tekstverschil.

Conclusie
Wanneer we nu op grond van alle verzamelde gegevens een oordeel willen vellen, is dit mede afhankelijk van onze positiebepaling op een tweetal fronten. Ten eerste is er de theorievorming met betrekking tot historische gegevens. Het is bijvoorbeeld van belang te weten in hoeverre het spreidings- en vermenigvuldigingsproces van handschriften beïnvloed werd door historische gebeurtenissen, zodat niet meer van een ‘normaal’ verlopend proces sprake is en men er dus bijvoorbeeld niet eenvoudigweg van uit kan gaan, dat de meeste handschriften tot de meest oorspronkelijke lezing leiden. Op dit gebied is nog veel studie nodig.
Een tweede kwestie is die van de interne en externe bewijzen. De vragen die wij zojuist stelden en waarvan we de antwoorden konden vinden in de tweede kolom van de Studiebijbel, liggen alle op het terrein van de externe bewijzen. Hecht men echter meer waarde aan interne argumenten en afzonderlijke lezingen, dan zijn de antwoorden op de door ons gestelde vragen niet toereikend om tot een finaal oordeel te komen. Wat betreft ons vers kan men argumenteren dat het ‘tegen u’ een vroege toevoeging is geweest, die een overschrijver ontleende aan vers 21, waar het ook voorkomt. Men kan echter ook veronderstellen dat het ‘tegen u’ bewust werd weggelaten om de uitspraak van Jezus te generaliseren. Ook kan dit door de latere overschrijvers onbewust gebeurd zijn, omdat in het latere Grieks de uitspraak van het tweede deel van hamartçsçi (zondigen) en eis se (tegen u) gelijk was. Zoals u ziet is het heel moeilijk om op grond van interne bewijzen alleen tot een oordeel te komen. Er zijn meestal wel argumenten voor beide posities.
Aan het einde van deze toch wat technische verhandeling willen we er nog eens op wijzen dat alle variaties in de handschriften zich beperken tot minder dan 1% van alle tekst. En van dat geringe percentage is maar weer een klein deel van leerstellig belang. De betrouwbaarheid van de tekst van het NT, zoals deze is overgeleverd, ligt dus heel dicht bij de 100%. Waarvan acte!

4.9.Het unieke karakter van de StudieBijbel #

Aan het einde van dit overzicht van verschillende methoden die u kunt gebruiken voor het bestuderen van de Bijbel willen we nog eens de hulpmiddelen noemen in de digitale StudieBijbel:

1. Een integrale tekst van vier tekstedities van het Griekse NT. Het betreft de Textus Receptus (TR), Nestle-Aland 25e editie (NA25), Nestle-Aland 27e editie (NA27), Meerderheidstekst van Hodges-Farstad (HF).

2. Een tekstkritisch apparaat met een heldere opzet. De notities met betrekking tot de handschriften zijn niet alleen systematisch, maar ook doorzichtig en begrijpelijk. Deze kolom biedt voor iedere bijbellezer interessante informatie. Voor het eerst in de geschiedenis zijn 11 vertalingen, waaronder alle meest recente moderne vertalingen, systematisch onderzocht op hun keuze van grondtekst. Dit laatste is ook belangrijk voor bijbelvertalers in Derde-Wereldlanden, die zelden classici zijn en doorgaans zwaar aanleunen tegen bepaalde hun vertrouwde vertalingen. Zij kunnen met deze informatie gemakkelijk zien of het gaat om tekstverschillen of vertaalverschillen.

3. Een transliteratie van de Griekse tekst. Het biedt de mogelijkheid voor iemand die weinig of geen Grieks kent, Griekse woorden te communiceren met anderen. Daarnaast kan een kenner nu in publicaties een verantwoorde, internationale code voor Grieks letterschrift hanteren.

4. Een interlineaire vertaling. Je kunt zien hoe de Griekse zin is opgebouwd en bent dus niet geheel overgeleverd aan de vele omzettingen (transformaties) in moderne vertalingen.

5. Men kan gebruik maken van een zeer uitgebreid (theologisch) woordenboek met woordstudies van alle in het NT voorkomende Griekse woorden.

6. Men kan gebruik maken van een Grieks-Nederlandse concordantie, d.w.z. een concordantie op een Grieks trefwoord met een zinsdeel in het Nederlands. Deze concordantie bevat ook geïntegreerd een analytisch lexicon, waarin alle voorkomende woordvormen van het Griekse woord met de overeenkomende vertaling worden gegeven

7. Een venster met vertaalvarianten. Van 11 vertalingen (5 Nederlandse, 3 Engelse, 2 Duitse en 1 Franse) worden versdelen, waar ze verschillen, opgenomen (SV en NBG51 zijn integraal opgenomen). Hieronder vindt u de meest recente moderne vertalingen, zoals: Groot Nieuws Bijbel (GNB) 1998 (daarvoor editie van 1982), Willibrord Vertaling (WV) 1995 (daarvoor editie 1977) en New International Version (NIV) 1978.

8. Tot slot vindt u in de Studiebijbel een vers-voor-vers commentaar. Het betreft een uitleg op de Griekse tekst, uitgaande van het volgende geloofsprincipe: de Bijbel is het Woord van God, waarin de werkelijkheid waarin wij leven vanuit Gods oogpunt, maar ten behoeve van ons, wordt beschreven.

Samenvattend kunnen we stellen dat de digitale Studiebijbel een hele bibliotheek bevat met minstens zeven handboeken en/of series: vier Griekse tekstedities, een interlinievertaling, een Grieks-Nederlandse concordantie, een Grieks analytisch lexicon, elf moderne Bijbelvertalingen, een commentaarserie en een theologisch woordenboek.

4.10.Verantwoording bij de gebruikershandleiding #

Auteur
drs. G. van den Brink.

Beknopte literatuurlijst
J. van Bruggen, Het lezen van de bijbel. Een inleiding, Kampen 21986.
G.D. Fee, Exegese van het Nieuwe Testament. Een praktische handleiding, Zoetermeer 2001.

5.Over de StudieBijbel #

StudieBijbel.nl
Copyright © 2015 Centrum voor Bijbelonderzoek,
Postadres: Postbus 571, 3900 AN VEENENDAAL
Kantoor: Landjuweel 46, 3905 PH VEENENDAAL

E-mail: info@studiebijbel.nl
Website: www.studiebijbel.nl

5.1.Auteurs Oude Testament #

Redactie
dr. M.J. Paul
drs. G. van den Brink
ds. J.C. Bette

Auteurs

Interlineaire vertaling en tekstkritisch apparaat
dr. A.E.M.A. van Veen-Vrolijk

Compilatie van bijbelvertalingen
H. van de Giessen

Verklaring, inleidingen en artikelen
G. de Bree MA
drs. G. van den Brink
lic. S.R. Folkertsma
lic. F.M.N. Folkertsma-Huizer
lic. J.M. van Nes
dr. M.J. Paul
drs. M. Rotman
drs. C.C. Stavleu
dr. A.E.M.A. van Veen-Vrolijk

Correctoren
drs. W. Dorsman
A. van Rijn
drs. N.C. van Velzen

5.2.Auteurs Nieuwe Testament #

Redactie
drs. G. van den Brink
ds. J.C. Bette
dr. A.W. Zwiep

Auteurs

Interlineaire vertaling en tekstkritisch apparaat
drs. H. Courtz
drs. J.W. van der Jagt
drs. M. Rotman

Compilatie van bijbelvertalingen
H. van de Giessen

Verklaring, inleidingen en artikelen
drs. C.M. Breman †
drs. G. van den Brink
drs. H. Courtz
J. van Dalen
dr. A. Dirkzwager
drs. H.C. van Eibergen
ds. L. Fabriek
dr. Chr. Fahner †
drs. H.G. Fonteyn
ds. C.A.E. Groot
dr. J. Hoek
drs. H.J. Inkelaar
C.M. Kok
dr. P.J. Lalleman
ds. J.M. Mulder
drs. M.C. Mulder
drs. C. van Nes
J. Nutma
dr. M.J. Paul
A.T. Peet-Vreman
drs. M. Rotman
drs. G.A. van Veelen
drs. B.J. Verkruyssen
H. Visser
drs. E. de Vries
ds. R.E. van der Wal
dr. A.W. Zwiep

Woordstudies
drs. G. van den Brink
drs. H. Courtz
J. Dekker
ds. L. Fabriek
drs. A. van der Giessen-Bok
drs. H. van der Horn
drs. J.W. van der Jagt
A. de Jong-Jongbloed
dr. P.J. Lalleman
drs. M. Rotman
drs. G.A. van Veelen
A.T. Peet-Vreman
drs. L. Platell-Wildschut
drs. M.A. van Willigen
dr. A.W. Zwiep

Synopsis
drs. G. van den Brink
H. van de Giessen
drs. N.H. Vermeeren

Stel voor   bewerken