De meeste van de ongeveer 5000 woorden in het Griekse NT hebben de mogelijkheid om door middel van verandering van vorm hun betekenis te variëren. Door verandering van vorm kunnen onder meer getal (enkel- of meervoud) en – bij een werkwoord – persoon (ik, jij, hij, wij, jullie of zij) en tijd (tegenwoordig, verleden of toekomstig) gewisseld worden. In het Nederlands zijn bijvoorbeeld ‘loop, loopt, lopen, lopend, liep, liepen, gelopen’ allemaal woordvormen bij het ene woord ‘lopen’.

De verschillende vormen die een woord kan aannemen om de betekenis te variëren, noemen we ‘woordvormen’. Een van de woordvormen is vastgesteld als ‘trefwoordvorm’, d.w.z. de woordvorm die gebruikt wordt om het woord op zijn alfabetische plaats in een woordenboek te vermelden. Wanneer bij uitzondering een woord om andere redenen dan om de betekenis te variëren zijn vorm verandert, worden de verschillende vormen volgens deze definitie niet als verschillende woordvormen beschouwd: van woord 4598 hupo bijvoorbeeld wordt de ‘vorm’ hup’, die ontstaat door weglating van de laatste klinker vóór een volgend woord dat met een klinker begint, niet als een aparte woordvorm beschouwd.

De woorden die door vormverandering hun betekenis kunnen variëren, behoren tot de volgende woordsoorten: lidwoord, telwoord, bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord, voornaamwoord en werkwoord. De woordsoorten bijwoord, voegwoord, voorzetsel, partikel en tussenwerpsel kunnen niet van vorm veranderen om hun betekenis te variëren; een woord in deze woordsoorten kent dus maar één woordvorm, die dan vanzelfsprekend ook als trefwoordvorm gebruikt moet worden.

Veel namen van niet-Griekse herkomst blijven onveranderd, doordat ze niet aan het Griekse taalsysteem zijn aangepast. Deze worden als onverbuigbaar (onverb.) aangemerkt.

Om de betekenis van een enkele woordvorm goed te begrijpen, is het nodig een overzicht te hebben van alle woordvormen van hetzelfde woord die naast deze ene vorm kunnen voorkomen. Een overzichtelijke verdeling in soorten woordvormen is die in naamwoordelijke en werkwoordelijke.

In de weergave van de woordvormen is elke woordvorm voorzien van een nummer een en vertaling.