De woordvormen die na de woordstudie vermeld worden, worden op een systematische wijze van elkaar onderscheiden. Bij elke woordvorm is een Nederlandse vertaling gegeven, en in het geval dat deze vertaling de betreffende woordvorm niet voldoende onderscheidt van andere woordvormen, wordt er tussen haakjes de informatie toegevoegd waarmee andere interpretaties uitgesloten worden. Alle mogelijkheden van interpretaties van woordvormen, dat wil zeggen alle variaties in betekenis die door vormverandering veroorzaakt worden, zijn in de beknopte grammatica schematisch weergegeven in een aantal vormoverzichten.
Soms is er meer dan één beschrijving van één woordvorm mogelijk doordat dezelfde woordvorm op verschillende plaatsen in het naamwoordelijk of werkwoordelijk systeem voorkomt. We spreken dan van ‘dubbelvormen’. In het geval van een dubbelvorm vindt men de verschillende interpretaties bij elkaar opgesomd, ook als één of meer van die interpretaties niet in het NT voorkomt.
Wanneer een woordvorm meer dan één naamval of geslacht kan aangeven, worden de verschillende naamvallen of geslachten met een schuine streep van elkaar gescheiden; in het geval dat een woordvorm zowel een eerste als een vijfde naamval kan aangeven, wordt deze vijfde naamval niet apart vermeld, maar steeds bij de eerste inbegrepen. Bij de volgende woordvorm, te vinden onder woord 3959 sabbaton ‘sabbat; week’, mag men 1/4 dus opvatten als 1/4/5:
.1     sabbaton     sabbat (1/4)
Wanneer een woordvorm meer dan één interpretatie toelaat – afgezien van verschillen in naamval en geslacht alleen, die met een schuine streep worden aangegeven –, worden de verschillende interpretaties door middel van een horizontaal streepje van elkaar gescheiden, bv. onder woord 3981 sbennumi ‘(uit)doven, (uit)blussen’:
.1     sbennute     jullie doven – dooft!
Wanneer echter de vertaling van de woordvorm in de verschillende interpretaties dezelfde is, wordt er maar één vertaling gegeven, bv. woord 3963 saleuô ‘schudden, doen wankelen’:
.4     saleuomenon     geschud wordend (4 ev m; med – 1/4 ev o; med)