Hoewel het translitteratiesysteem in SBNT niet gebaseerd is op de (veronderstelde) klank van de Griekse woorden, biedt het wel degelijk hulp bij de uitspraak. Volgens de in Nederland gebruikelijke uitspraak leest men de transliteratietekst als was het Nederlands, behalve in de volgende gevallen:
Klemtoon
Wie het Grieks leest, zal moeten weten waar men de klemtoon legt. Hiervoor zijn in Nederland twee systemen in gebruik. De al vaker genoemde Erasmus heeft het systeem voorgesteld waarbij men een klemtoon legt op de lettergrepen die in het Grieks met een accent geschreven zijn. Het verschil tussen de Griekse accenten is in de uitspraak niet meer te horen.
Het in Nederland traditionele systeem werd voorgesteld door de Nederlander Henninius uit de 17e eeuw. In dit systeem wordt het Grieks uitgesproken met de klemtoonregels van het Latijn, die er als volgt uitzien:
1. De klemtoon valt bij woorden
2. Van twee lettergrepen op de eerste lettergreep (bv. kalos)
3. Van drie of meer lettergrepen
4. Op de tweede lettergreep van achteren als deze lang is, zoals bij mathçtos
5. Op de derde lettergreep van achteren als de tweede kort is, zoals bij heteros
6. Een lettergreep is lang als hij bevat:
• een lange klinker
• een tweeklank
• een klinker gevolgd door twee of meer medeklinkers, waarbij de h niet wordt meegerekend en de z en x daarentegen beide als twee medeklinkers gelden.
Een tweeklank is een klank waarin twee klinkers in elkaar overglijden binnen één lettergreep. De Griekse mogelijkheden van tweeklanken zijn:
Bij andere combinaties moet men bedenken dat de klinkers altijd tot verschillende lettergrepen behoren, vooral als ze in het Nederlands tot één en dezelfde lettergreep behoren (aa, ee, ie, oe).
Volgens beide uitspraaksystemen kan men nu de transcriptie lezen. Leest men echter met klemtoon volgens het systeem van Erasmus dan zal men uit de Griekse tekst de accenten moeten meelezen. Leest men volgens het systeem van Henninius dan zal men de Latijnse klemtoonregels moeten kennen.
Moet men voor de bepaling van de klemtoon weten of de tweede lettergreep van achteren een lange of een korte klinker bevat, dan vindt men in de transliteratie uitsluitsel in de vorm van een liggend streepje boven de letter: aanwezigheid geeft aan dat hij lang is, afwezigheid dat hij kort is.