Het werkwoord kent naast de eigenlijk werkwoordelijke vormen ook vormen die te interpreteren zijn als zelfstandig en bijvoeglijk naamwoord. De vormen die als zelfstandig naamwoord dienst doen (minder gelukkig ook wel ‘onbepaalde wijs’ genoemd), kennen echter geen onderscheid in naamval, getal en geslacht, en ook niet in persoon en wijs, maar wel in tijd, aspect en onderwerpsrelatie. De vormen die men als bijvoeglijke naamwoorden kan beschouwen (ook wel ‘deelwoorden’ genoemd), kennen zowel onderscheid in tijd, aspect en onderwerpsrelatie, als ook in naamval, getal en geslacht, maar niet in persoon en wijs.

In de volgende verzen zijn de woorden gecursiveerd die een vertaling zijn van werkwoordsvormen die dienst doen als respectievelijk een zelfstandig naamwoord en een bijvoeglijk naamwoord:
Matt.15:20  het eten met ongewassen handen maakt een mens niet onrein
Matt.11:18   Johannes is gekomen, niet etende

Zie verder bij grammatica.