Het Oude Testament is voor het overgrote deel oorspronkelijk geschreven in het Hebreeuws en voor een klein deel in het Aramees. Het venster linksboven in het hoofdscherm bevat Hebreeuwse tekst inclusief translitteratie en vertaling.
De Hebreeuwse tekst die op de linker pagina’s van dit Bijbelcommentaar is afgedrukt, is overgenomen uit de Biblia Hebraica Stuttgartensia (BHS) en volgt daarmee de Masoretische tekst (MT). Dit is tevens de Hebreeuwse tekst die ten grondslag ligt aan moderne Bijbelvertalingen.
Om te voorkomen dat de pagina’s waarop de Hebreeuwse tekst staat afgedrukt erg onoverzichtelijk zouden worden, zijn afwijkende lezingen in andere tekst getuigen niet bij de Hebreeuwse tekst vermeld, maar in de noten bij de uitleg. Ook in gevallen waarbij in de uitleg de tekst van de BHS wordt losgelaten ten gunste van de tekst in andere tekst getuigen – iets wat overigens niet vaak voorkomt –, wordt dit alleen in de noten vermeld, terwijl de Hebreeuwse tekst de BHS blijft volgen.
In de weergave van de tekst met woord-voor-woordvertaling is de leesrichting van het Hebreeuws gevolgd (van rechts naar links), waarbij de woord-voor-woord vertaling telkens onder het corresponderende Hebreeuwse woord is geplaatst.
Voor bijvoorbeeld Gen.1:1 levert dit als interlineaire vertaling op:
Schrijfwijze van de Hebreeuwse tekst
Er zijn verschillende manieren waarop het Hebreeuws geschreven kan worden. In de Studiebijbel is ervoor gekozen de Hebreeuwse tekst als gevocaliseerde tekst weer te geven. Deze manier van afdrukken van de tekst sluit aan bij de meest gangbare wijze waarop het lezen van de Hebreeuwse tekst in opleidingen en cursussen wordt aangeleerd. De masoretische accenten worden niet afgedrukt. Deze hebben meestal nauwelijks invloed op de tekstuitleg en bemoeilijken voor de gemiddelde lezer het lezen van de tekst door de veelheid aan tekens die om de Hebreeuwse letters heen staat.
Voorbeelden van de verschillende schrijfwijzen:
[expand title=”Consonantentekst“]
Gen.1:1, geschreven als consonantentekst (inclusief ‘leesmoeders’ of matres lectionis)
Het Hebreeuwse alfabet kent, evenals enkele andere Semitische talen uit de oudheid en het moderne Ivriet en Arabisch, alleen medeklinkers. Oorspronkelijk werd de tekst van het Oude Testament dan ook uitsluitend met medeklinkers geschreven. Al heel vroeg vond men dit niet geheel toereikend en ontstond de wens om ook klinkers tot uitdrukking te kunnen brengen. In eerste instantie gebruikte men daarvoor letters van het alfabet (medeklinkers dus) die in bepaalde gevallen de functie van een klinker kregen. Deze letters worden ook wel aangeduid als ‘leesmoeders’ (matres lectionis). Omdat hier in feite nog steeds sprake is van een tekst die uitsluitend bestaat uit medeklinkers (consonanten), al hebben sommige van die medeklinkers de functie van een klinker, spreken we van een consonantentekst.
Gedurende lange tijd is de tekst van het Oude Testament overgeleverd als consonantentekst. De uitspraak van de woorden leverde in de praktijk weinig problemen op omdat het Bijbels Hebreeuws nog een levende, gesproken taal was.
[/expand]
[expand title=”Gevocaliseerde tekst“]
Gen.1:1, geschreven als gevocaliseerde tekst (de schrijfwijze in de Studiebijbel)
Door de eeuwen heen heeft het Hebreeuws zich ontwikkeld, zoals elke levende taal zich ontwikkelt. Het Hebreeuws dat de rabbi’s in de eeuwen na het begin van onze jaartelling spraken, kwam steeds verder weg te staan van het Bijbels Hebreeuws. Daardoor kreeg men er in toenemende mate moeite mee het Bijbels Hebreeuws uit te spreken. Zo ontstond de behoefte om de bijbeltekst te voorzien van klinkertekens (vocalen). Men vond het echter niet geoorloofd in te grijpen in de consonantentekst. Vandaar dat men systemen ontwierp met streepjes en puntjes boven, onder en in de Hebreeuwse letters (vocalisatiesystemen). In deze periode zagen meerdere vocalisatiesystemen het licht, waarvan het Babylonische, Palestijnse en Tiberiaanse systeem het bekendst zijn. Het Tiberiaanse systeem – zo genoemd omdat het is ontwikkeld door rabbi’s in Tiberias (uit de families van Ben Asjer en Ben Naftali) – heeft uiteindelijk de overhand gekregen. De tekst van het Oude Testament zoals die door de masoreten (lett. ‘overleveraars’) vanaf in ieder geval de negende eeuw is overgeleverd, bevat dan ook dit vocalisatiesysteem. De tekst die zo ontstaat bevat dus naast medeklinkers, ook (later toegevoegde) klinkertekens, zodat we spreken van een gevocaliseerde tekst.
Uiteraard hebben de masoreten keuzes moeten maken toen zij de consonantentekst van vocalisatie voorzagen. Sommige medeklinkercombinaties kunnen immers de aanduiding zijn van verschillende woorden. Dit is in het Nederlands niet anders: gnd kan agenda zijn, maar ook genade; plp kan pulp zijn, maar ook oploop. Deze situatie werd nog eens bemoeilijkt doordat men oorspronkelijk geen spaties schreef, zodat niet altijd duidelijk is waar het ene woord begint en het andere ophoudt.
Vrijwel altijd is uit de context wel duidelijk op welk woord een medeklinkercombinatie wijst. Er zijn echter plaatsen in het Oude Testament, waar de consonantentekst voor meerderlei uitleg vatbaar is en waar de masoreten dus hebben moeten kiezen. Een bekend voorbeeld vinden we in Gen.49:11. De masoreten hebben de tekst van het derde versdeel opgevat als ‘totdat Silo (HîlOh) komt’ (zo SV, NBG). Dezelfde consonantentekst kan echter ook worden opgevat als ‘totdat hem schatting (Hay lOh) gebracht wordt’ (vgl. GNB; zie uitleg ter plaatse voor nog andere vertaalopties). Een ander voorbeeld vinden we in Mal.2:3, waar de masoreten de tekst interpreteren als ‘Ik zal uw zaad (hazzerav) bedreigen’ (vgl. SV, NBG), maar waar we dezelfde consonantentekst ook kunnen opvatten als ‘Ik zal uw arm (hazzürOav) bedreigen’ (vgl. WV). In dergelijke gevallen doet de masoretische interpretatie de tekst niet meer recht dan de andere opvatting: beide gaan uit van dezelfde grondtekst. Het is echter wel mogelijk dat de masoreten niet zomaar gekozen hebben, maar teruggaan op een oude mondelinge overlevering.
[/expand]
[expand title=”Masoretische accenten“]
Gen.1:1, geschreven als tekst met masoretische accenten:
Vanaf de Middeleeuwen werd de Bijbeltekst in de synagoge op zangerige (cantilerende) wijze voorgedragen. Om deze wijze van voordragen vast te leggen, hebben de masoreten alle woorden of woordeenheden van accenten voorzien. Deze accenten geven bovendien aan welke zinsdelen naar masoretische opvatting bij elkaar horen.
[/expand]