Het geslacht deelt de bestaande werkelijkheid in drie groepen: een groep mannelijke, een groep vrouwelijke en een groep noch mannelijke noch vrouwelijke personen of zaken. We spreken van mannelijk (mnl.), vrouwelijk (vrl.) en onzijdig (onz.) geslacht. Deze taalkundige indeling komt in veel gevallen overeen met onze biologische zienswijze, maar vaak ook niet. Wat dit betreft is er weinig verschil tussen het Grieks en het Nederlands. Het Nederlandse woord ‘vrouw’ bijvoorbeeld is evenals het overeenkomende Griekse woord vrouwelijk, maar het woord ‘vrouwtje’ is ook weer net als het overeenkomende Griekse woord onzijdig, ook al is het vrouwtje dat met dat woord wordt aangeduid nog steeds vrouwelijk in biologische zin.
In het Nederlands zijn onzijdige woorden te herkennen aan het feit dat men er het lidwoord ‘het’ voor kan zetten (bv.: het huis); om te weten of een woord mannelijk of vrouwelijk is, moeten de meeste Nederlanders tegenwoordig het woordenboek raadplegen.
Wanneer een woordvorm een bepaald geslacht aangeeft, wordt de afkorting van dat geslacht (m, v of o voor respectievelijk mannelijk, vrouwelijk en onzijdig) tussen haakjes aan de vertaling van de woordvorm toegevoegd -behalve bij zelfstandige naamwoorden, want daar is dit gegeven al vermeld in de beschrijving van de woordbetekenis, bv. onder woord 3970 sapros ‘rot, bedorven’:
.1 Β Β Β Β sapros Β Β Β Β rot (1 ev m)
Zie verder bij grammatica.