Het Griekse agapaō betekent ‘liefhebben’. Het NT gebruikt het voor de liefde tot andere personen.
Deze liefde is een kenmerk van God. Zo heeft Vader liefde voor de Zoon (Joh.3:35) en de Zoon liefde
voor de Vader (Joh.14:31). De liefde waarop agapaō doelt reikt verder dan een liefhebben van een
vriend, familielid of geestverwant. Het is minder vanzelfsprekendheid. Dat verklaart waarom het in
het NT in de bevelende wijs voorkomt. Agapaō wijst daardoor op het hoogste niveau van de liefde.
Het gaat om fundamentele welwillendheid.
De liefde waarop agapaō doelt reikt verder dan een liefhebben van een vriend, familielid of geestverwant.
Voor christenen betekent de oproep tot agapaō dat zij ook hen liefhebben die buiten hun familiaire
of culturele vertrouwenskring leven. Als volgelingen van Jezus overbruggen zij de maatschappelijke
grenzen die gemakkelijk tussen mensen opduiken. Ze willen andere mensen niet buitensluiten en
uiten hun liefde bijvoorbeeld door onbekenden met een open houding te ontvangen. Hierin weten ze
zich geïnspireerd door het voorbeeld van Jezus. Hij ging veelal om met mensen die door anderen
waren buitengesloten en/of waarop anderen neerzagen.